test
Logo SPIE

Cover SPIE

LIFE SAVING RULES

Life saving rules SPIE

RULES TO STAY ALIVE

Image 1 SPIE
Image 2 SPIE
Image 3 SPIE
Image 4 SPIE
Image 5 SPIE
Image 6 SPIE

Life Saving Rules


Image 83 SPIE

AANSPREKEN OP ONVEILIG GEDRAG

  1. Ik ben verantwoordelijk voor mijn eigen en andermans veiligheid. Ik spreek anderen aan op onveilig gedrag en ik waardeer het als anderen mij hierop aanspreken.

Image 1 SPIE

ELEKTRICITEIT EN ANDERE VORMEN VAN ENERGIE

  1. Ik zorg er altijd voor dat elektrische en andere gevaarlijke energiebronnen geïsoleerd, vergrendeld en gelabeld zijn.
  2. Ik controleer altijd de afwezigheid van spanning voordat ik aan elektrische installaties werk.
Image 2 SPIE

WERKEN OP HOOGTE

  1. Ik draag altijd mijn harnasgordel en blijf bevestigd aan een goedgekeurd ankerpunt, in gebieden met valgevaar waar leuningof hekwerk ontbreekt.
  2. Ik zorg er altijd voor dat vloer-/dakopeningen en afgravingen fysiek beveiligd zijn om vallen te voorkomen.
Image 3 SPIE

HEF- EN HIJSACTIVITEITEN

  1. Ik loop of sta nooit onder een hangende last.
  2. Ik gebruik altijd hijsmiddelen waarmee ik de last veilig kan hijsen, en inspecteer deze vóór gebruik.
Image 4 SPIE

TIJDENS HET RIJDEN

  1. Ik draag altijd mijn veiligheidsgordel en houd mij aan de snelheidslimiet, wanneer ik een voertuig bestuur.
  2. Ik zorg er altijd voor dat ik voldoende fit en alert ben, wanneer ik rijd.
Image 5 SPIE

VOORBEREIDING

  1. Ik voer altijd een risicobeoordeling uit en zorg ervoor dat de vereiste veiligheids-maatregelen genomen en begrepen zijn, voordat ik mijn werk start.
Image 6 SPIE

UITVOERING

  1. Ik STOP altijd met werken als ik mij niet veilig voel, en informeer mijn leidinggevende hierover.

Inhoud


1.Inleiding
1.1 Voor wie is dit boekje
1.2 Inhoud en het gebruik van dit boekje
1.3 Geldigheid van dit VGM-boekje
1.4 Verzoeken tot wijziging en herziening
1.5 Beleidsverklaring SPIE Nederland B.V.
1.6 Twee SPIE codes: Gezondheid & Veiligheid en Milieu
1.7 Veiligheidsgedrag en -cultuur
2.Waarderen en corrigeren
2.1 Beoordelen, corrigeren of waarderen
3.Waarderen en corrigeren
3.1 Verantwoordelijkheden
3.2 Bevoegdheden
3.3 Aanwijzing
3.4 Jongeren
4.Opleiding en instructie
5.Algemene VGM regels
5.1 Eisen aan medewerkers
5.2 Toegang tot de bouwplaats/werkplek
5.3 Basisregels
5.4 LMRA, TRA en Zenya meldingen
5.4.1 Uitvoeren van een LMRA
5.4.2 Taak Risico Analyse (TRA)
5.4.3 Zenya melding
5.5 Veiligstellen van de werkomgeving
5.5.1 Werkvergunningen
5.6 Inrichting van de werkplek (in eigen beheer)
5.7 Persoonlijke bescherming
5.7.1 Verplichte beschermingsmiddelen
5.7.2 Veiligheidsschoenen
5.7.3 Veiligheidshelm en stootcap
5.7.4 Gehoorbescherming
5.7.5 Veiligheidsbril
5.7.6 Werkhandschoenen
5.7.7 Werkkleding
5.7.8 PBM's bij gebruik van machines
5.8 Orde, netheid en hygiëne
5.9 Consumptie
5.10 Alleen werken
5.11 Eerste hulp en brandpreventie
6.Specifieke risico's en maatregelen
6.1 Besloten ruimten
6.1.1 Kruipruimte
6.2 Lichamelijke belasting
6.2.1 Tillen van zware lasten
6.2.2 Trekken en duwen
6.2.3 Ergonomie
6.3 Weersomstandigheden
6.3.1 Zeer Warme/Zonnige omstandigheden
6.3.2 Herfst- en winterweer
6.3.3 Onweer
6.3.4 Wind / storm
6.3.5 Regen en mist
6.4 Hijsen, heffen en horizontaal transport
6.5 Werken op hoogte
6.5.1 Voorkomen van valgevaar
6.5.2 Klimmen
6.5.3 Voorkomen van vallende voorwerpen
6.5.4 Gebruik van trappen en ladders
6.5.5 Werken op steigers
6.5.6 Werken met een hoogwerker
6.5.7 Werken vanuit kraan met manbak
6.5.8 Werken op (platte) daken
6.6 Gebruik van (elektrisch) gereedschap
6.6.1 Algemene veiligheidsregels
6.6.2 Gebruik van (kabel)messen
6.7 Verkeersveiligheid
6.7.1 Verkeersregels op de bouwplaats
6.7.2 Werken op of nabij verkeerswegen
6.8 Werken op of nabij het water
6.9 Graafwerkzaamheden
6.10 Procedure asbest en keramische vezels
6.11 Elektromagnetische velden (EMV)
6.12 Lassen
6.13 Solderen
7.Gevaarlijke stoffen
7.1 Soorten gevaarlijke stoffen
7.2 Werkzaamheden waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen
7.3 Bouwstof
7.3.1 Stofvorming
7.3.2 Houtstof
7.3.3 Kwartstof
7.3.4 Legen of vervangen van stofzakken/bakken
7.4 Gevaarlijke stoffen in producten
7.5 Gevaarlijke stoffen op klantlocaties
7.6 Biologische agentia
7.7 Opslag gevaarlijke stoffen
7.8 Gasflessen en drukhouders
8.Milieuzorg
8.1 Energie en brandstof
8.2 Afval
8.3 Chemisch afval
8.4 Spillage milieugevaarlijke stoffen
Bijlage 1 Gezondheid- & Veiligheidscode
Bijlage 2 Milieucode
Image 7 SPIE

Inleiding


Welkom als (tijdelijke) medewerker of onderaan-nemer bij SPIE Nederland. SPIE Nederland hecht veel belang aan jouw veiligheid en gezondheid en aan het milieu. Belangrijke afspraken om risico's en schade te voorkomen zijn vastgelegd in regels en instructies. Deze staan bij elkaar in dit basis VGM-boekje. Lees het goed door en volg de regels en instructies zorgvuldig op.


1.1 Voor wie is dit boekje

Dit boekje is voor iedereen die werkt onder verantwoordelijkheid van SPIE Nederland. Dus zowel voor het eigen personeel van SPIE als voor ingeleende collega's en onderaannemers. Voor alle partijen gelden de regels en instructies uit dit boekje.
Waar in dit boekje wordt gesproken over "werknemers" wordt vanaf nu iedereen bedoeld, die onder verantwoordelijkheid van SPIE werkt (zo ook inleners en onderaannemers).


1.2 Inhoud en het gebruik van dit boekje

Dit boekje beschrijft de belangrijkste basis Veiligheids-, Gezondheids- en Milieuregels (VGM) voor de werkplek en/of op de bouwplaats. Afhankelijk van de locatie, het soort werk en eisen van de opdrachtgever kunnen er ook nog aanvullende of afwijkende regels van toepassing zijn. Generieke aanvullende regels en instructies zijn te vinden in de volgende naslagwerken:

  • 'Het Blauwe Boekje, VGM-verantwoord werken in de installatietechniek', van Techniek Nederland.
  • Het managementsysteem van SPIE Nederland: SKID.

ia het intranet van SPIE Nederland - staf-afdeling SHEQ vind je beide bronnen.


1.3 Geldigheid van dit VGM-boekje

Sommige opdrachtgevers hebben eigen regels die dit basis VGM-boekje aanvullen of er juist van afwijken. Wanneer dit zo is dan gelden de regels van de opdrachtgever, tenzij deze in strijd zijn met de wetgeving of de beleidsbeginselen van SPIE. Schrijven de regels van SPIE een hogere beschermingsgraad of een strenger regime voor, dan gelden de SPIE regels.
Eventuele aanvullende of afwijkende regels worden tijdens de start werkintroductie aan alle betrokkenen doorgegeven.


1.4 Verzoeken tot wijziging en herziening

Dit VGM-boekje wordt periodiek herzien: in juni en december. Verzoeken tot wijziging kun je indienen door een focusmelding in te dienen. Twee keer per jaar worden alle verzoeken besproken en de impact op de VGM-regels vastgesteld. De meest recente versie, inclusief een wijzigingsoverzicht, kun je altijd vinden op het intranet van SPIE Nederland en in de In SPIE app.


1.5 Beleidsverklaring SPIE Nederland B.V.

De beleidsverklaring van onze algemeen directeur Lieve Declercq staat op het SPIE Intranet en in het personeelshandboek. Het continu verbeteren van veiligheid, gezond-heid en milieu is een belangrijk onderdeel van deze verklaring. Alle regels en instructies uit dit boekje dragen hieraan bij.


1.6 Twee SPIE codes: Gezondheid & Veiligheid en Milieu

SPIE Nederland is een dochteronderneming van de SPIE groep. De internationale regels met betrekking tot de meest belangrijke veiligheids-, gezondheids- en milieurisico's zijn vastgelegd in de SPIE Gezondheids- en Veiligheidscode en de SPIE Milieucode.
De SPIE Gezondheids- & Veiligheidscode omvat de volgende thema'ls:

  • Elektriciteit en andere vormen van energie
  • Werken op hoogte en hef- en hijsactiviteiten
  • Tijdens het rijden
  • Voorbereiding
  • Uitvoering

Onderdeel van de SPIE Gezondheids- en Veilig-heidscode zijn de Life Saving Rules (zie pagina 2 & 3); de 10 belangrijkste regels in de Gezond-heids- en veiligheidscode. Het voldoen aan de Life Saving Rules is een verplichting voor alle medewerkers, met als belangrijkste doel om ernstige incidenten te voorkomen.

De SPIE Milieucode omvat de volgende thema's:

  • Energie
  • Afval
  • (milieu) gevaarlijke stoffen
  • Voorbereiding
  • Uitvoering

De regels die zijn vastgelegd in de SPIE Gezondheids- & Veiligheidscode en de SPIE Milieucode gelden voor alle werkzaamheden die SPIE uitvoert. De regels en instructies in dit boekje kun je zien als verdieping van de SPIE codes. Beide codes zijn achterin dit boekje opgenomen als bijlage.


1.7 Veiligheidsgedrag en -cultuur


LIFE SAVING RULES


Life saving rules SPIE
Image 5 SPIE

VOORBEREIDING

  • Ik voer altijd een risicobeoordeling uit en zorg ervoor dat de vereiste veiligheids-maatregelen genomen en begrepen zijn, voordat ik mijn werk start.


LIFE SAVING RULES


Life saving rules SPIE
Image 6 SPIE

UITVOERING

  • Ik STOP altijd met werken als ik mij niet veilig voel, en informeer mijn leiding-gevende hierover.

Veilig gedrag is cruciaal voor veilig werken. Daarom:

  1. Ken de veiligheidsnorm (dit boekje helpt je daarbij!).
  2. Wees je bewust van 'afleiders', dit zijn redenen of oorzaken waardoor je je niet aan de norm lijkt te kunnen houden of die je verleiden dit niet te doen, bijvoorbeeld omdat dat makkelijker of sneller is.
  3. In zo'n situatie sta je voor een kritische keuze: je aan de norm houden of niet.
  4. Als je voor SPIE werkt maak je de veilige keuze: je werkt veilig of je neemt een STOP moment. In dit STOP moment overleg je met collega's en/of de leidinggevende en neem je de nodige maatregelen.

Alle SPIE medewerkers worden getraind om elkaar op een positieve manier aan te spreken op onveilige situaties en handelingen. Zie je een onveilige situatie of -handeling? Meld deze dan direct. En spreek je collega op een positieve manier aan op onveilige handelingen.

Neem verantwoordelijkheid voor veiligheid, gezondheid en milieu. Concreet houdt dit o.a. in:

  • Bereid het werk goed voor. Inventariseer daarbij risico's en neem maatregelen deze te beheersen.
  • Zorg dat je tijdens het werk alert, fit en in focus bent.
  • Signaleer, corrigeer en meld onveilige situaties en incidenten.
  • Help elkaar het veilig te houden; spreek elkaar aan op onveilig gedrag.
  • Deel ervaringen met elkaar en breng verbetervoorstellen en goede ideeën in.
  • Geef het goede voorbeeld.
  • Vraag om instructie en voorlichting over risico's.
  • Praat mee over veiligheid, gezondheid en milieu.
  • Lever een bijdrage aan onderzoek van incidenten, zo zorgen we ervoor het niet nogmaals gebeurt.
  • En nogmaals: neem op tijd een STOP moment!
Image 8 SPIE

2. Waarderen en Corrigeren


Als leidinggevende wil je een medewerker van tijd tot tijd waarderen of corrigeren. Het kan dan gaan over de algemene werkhouding, het gedrag in een concrete situatie of een geleverde prestatie. Hieronder staan manieren waarop je in praktijk kunt waarderen en corrigeren.

WAARDEREN

Image 9 SPIE

Geef een compliment

  • Onder vier ogen
  • Op schrift met vastlegging in het personeelsdossier
  • In de groep
Image 10 SPIE

Geef een tastbaar cadeau zoals een cadeaubon, een etentje etc.

Image 11 SPIE

Maak samen met de medewerker een persoonlijk ontwikkelplan voor zijn loopbaan en zet concreet de eerste stap (extra kans, opleiding, …)

Image 12 SPIE

Bied de medewerker een nieuwe functie aan


CORRIGEREN

Image 13 SPIE

Geef een waarschuwing

  • Onder vier ogen
  • Op schrift met vastlegging in het personeelsdossier
Image 14 SPIE

Voer een correctief gesprek uitmondend in concrete afspraken

  • Als leidinggevende en medewerker
  • Als leidinggevende, HR en medewerker
  • Als hogere leidinggevende, HR en medewerker
Image 15 SPIE

Verwijder de medewerker van een project

Image 11 SPIE

Stel een persoonlijk ontwikkelplan op

Image 16 SPIE

Schors de medewerker

Image 17 SPIE

Ontsla de medewerker


Tip voor leidinggevenden:

  • Stem af met een collega om samen te bepalen wat redelijk is gezien de situatie en omstandigheden - waarderen en corrigeren is immers geen exacte wetenschap!
  • Om teleurstellingen achteraf te voorkomen: houd je aan de SPIE standaarden zoals inkoopprocessen, procuratierichtlijn en het SPIE personeelshandboek.
  • Check ook altijd het sanctiebeleid in het SPIE personeelshandboek.

2.1 Beoordelen, corrigeren of waarderen

SPIE gaat ervan uit dat alle personen die werken onder haar verantwoordelijkheid, zich houden aan de regels en instructies die in dit boekje beschreven zijn. Het management en leiding-gevenden komen regelmatig langs op de werkplek om zelf te zien hoe er gewerkt wordt. Daarna wordt dit besproken met de mensen die zij aan het werk gezien hebben. Aan dit gesprek kunnen positieve of negatieve gevolgen zitten, afhankelijk van wat er is geobserveerd en hoe het gesprek verlopen is.

Image 18 SPIE

3. Verantwoordelijkheden en bevoegdheden


Naast de algemene taken, verantwoordelijk-heden en bevoegdheden in dit hoofdstuk, worden jouw specifieke taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden beschreven in het kwaliteits-of VGM-plan. Deze taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden kunnen ook worden besproken tijdens het startwerkoverleg (afhankelijk van de omvang van het werk).


3.1 Verantwoordelijkheden

  • Werk veilig en bescherm je gezondheid en het milieu.
  • Je bent ook medeverantwoordelijk voor de veilig-heid en gezondheid van anderen in de omgeving.
  • Controleer voor je begint met werken alle veiligheidsmiddelen, apparatuur en gereed-schappen. Klopt er iets niet, dan meld je dit direct bij je operationeel leidinggevende.
  • Houd je strikt aan de wettelijke voorschriften, regels en instructies.
  • Reageer direct op gevaarlijke, ongezonde of milieubedreigende situaties en meld deze bij je leidinggevende. Ook afwijkingen van de regels moet je direct melden.
  • Meld klachten, verbetervoorstellen en afwijkingen bij je operationeel leidinggevende met een focus-melding. Vul het FOCUS-formulier in, dat vind je in het FOCUS-boekje (zie ook paragraaf 5.4.3) of via de In SPIE app.
  • Meld klachten, verbetervoorstellen en afwijkin-gen bij je operationeel leidinggevende met een Focusmelding in Zenya. Vul het Focusmelding formulier in. (zie ook paragraaf 5.4.3) of via de In SPIE app.

3.2 Bevoegdheden

  • Als je een onveilige situatie of onveilige handeling ontdekt, heb je de plicht deze te (laten) STOPPEN en deze te melden bij de operationeel leiding-gevende.

3.3 Aanwijzing

  • Als je elektrotechnische werkzaamheden doet, dan moet je zijn aangewezen volgens NEN EN 50110-1 (NEN3140/3840) als installatieverant-woordelijke, werkverantwoordelijke, vakbekwaam persoon of voldoende onderricht persoon. Ook kan de opdrachtgever volgens zijn eigen regels bepalen wie deze elektrotechnische werkzaam-heden mag verrichten.
  • Heb je geen schriftelijke aanwijzing, dan ben je een "leek".Je mag dan NOOIT zelfstandig, zonder direct toezicht en nadrukkelijke toestemming, werken aan of bij elektrotechnische installaties.

3.4 Jongeren

Het is noodzakelijk jongeren (personen van 16 of 17 jaar) extra te beschermen, omdat zij geen of weinig (werk)ervaring hebben. Dit leidt ertoe dat jongeren meer kans hebben op bedrijfsongevallen in verge-lijking met oudere en meer ervaren medewerkers. Het is voor jongeren niet toegestaan de volgende werkzaamheden te verrichten:

  • Het alleen en zonder direct toezicht werkzaamheden verrichten.
  • Het werken aan of in de directe nabijheid van spanning voerende delen.
  • Het werken met of in de directe nabijheid van hoogspanningsinstallaties.
  • Het werken aan onder druk staande installaties.
  • Het alleen werken op hoogte (> 2,5 meter sta hoogte), zowel op een ladder als hoogwerker.
  • Het bedienen van een hoogwerker.
  • Het werken in een besloten ruimte (een kruipruimte is een besloten ruimte).
  • Het werken in een omgeving waar een geluids-niveau optreedt van 85 dB(A) of hoger.
  • Het werken met gevaarlijke arbeidsmiddelen zoals o.a. kantbanken, cirkelzaagmachines, schiethamers, walsen, hijskranen, etc.
  • Het werken langs de openbare weg.
  • Het aan- en afkoppelen van aanhangwagens
  • Het laden en lossen van grote en zware voorwerpen.
  • Het werken met gevaarlijke stoffen en biologische agentia.
  • Werken in de nabijheid van schadelijke niet ioniserende elektromagnetische straling.

Op het werk dat door jongeren wordt verricht, moet afdoende en deskundig toezicht worden uitgeoefend, de toezichthouder moet goed bekend zijn met het werk. Is er niet afdoende en deskundig toezicht, dan mag er geen werk uitgevoerd worden waar risico's aan zitten. De inhoud en de mate van toezicht is afhankelijk van de uit de risico-inventarisatie en-evaluatie gebleken risico's. Als uit de taak- risico analyse op de projectlocatie blijkt dat de werkzaamheden worden gekenmerkt als hoog risico, dan is het niet toegestaan jongeren bij deze werkzaamheden te betrekken.

Image 19 SPIE

4. Opleiding en instructie


Voor je begint met werken, moet je de volgende relevante opleidingen, introducties en instructies hebben gehad:

  • Een geldig VCA-basis of VCA-VOL (leiding-gevenden). Je moet het certificaat hebben en kunnen laten zien.
  • Afhankelijk van het werk dat je doet: een relevante vakopleiding.
  • De opleiding voor het bedienen van mechanisch aangedreven bedrijfsmiddelen. Denk hierbij aan kranen, hoogwerkers en heftrucks. Je moet het geldige certificaat hebben en kunnen laten zien.
  • Je hebt ervaring met of een instructie gehad over het werken met elektrisch of pneumatisch aangedreven vast opgesteld gereedschap of handgereedschap.
  • Project VGM introductie.

De eerste keer dat je op een projectlocatie komt, krijg je een project VGM-instructie. Dit kan een veiligheidsfilm van de opdrachtgever zijn, en met een toelichting door de leiding-gevende / projectverantwoordelijke.
Het volgende wordt altijd besproken:

  • De veiligheids- gezondheids- en milieuregels en instructies in dit boekje.
  • Aanvullende of afwijkende regels/instructies an de opdrachtgever of de locatie.
  • Bijzondere risico's en beheersmaatregelen die met het werk te maken hebben.
  • Er wordt altijd afgestemd met andere partijen die ook werken aan dit project.
  • Te gebruiken persoonlijke beschermings-middelen.
  • Wat te doen bij alarmsituaties (BHV).
  • Werkvergunningen (indien van toepassing).
  • Werktijden.

SPIE heeft een formulier waar de stappen van de project VGM introductie in staan beschreven. Iedere medewerker die deze introductie heeft ontvangen, tekent voor aanwezigheid en dat hij de instructie heeft begrepen en de regels volgt.

Image 20 SPIE

5. Algemene VGM regels



5.1 Eisen aan medewerkers

Werk je voor of met SPIE dan moet je je aan de volgende regels houden:

  • Je bent aantoonbaar opgeleid en geïnstrueerd, zoals staat in hoofdstuk 4 van dit boekje.
  • Ben je een werknemer uit een land buiten de Europese Unie, dan moet je een tewerkstellingsvergunning hebben.
  • Ben je een werknemer uit de EER (Europese Economische Ruimte), dan moet je een E-101/A1 verklaring hebben.

Er zijn extra wetten en regels voor kwetsbare groepen zoals:

  • Jongeren en jeugdigen.
  • Stagiaires en leerlingen.
  • Ouderen.
  • Zwangeren en vrouwen die borstvoeding geven.
  • Werknemers met een arbeidshandicap of gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid.
  • Medewerkers met overgevoeligheden en/of allergieën.

Deze extra wetten & regels gaan over extra toezicht en begeleiding, niet of weinig werken met gevaarlijke stoffen en biologische agentia en het niet of minder werken met machines of anderszins mogelijk risicovolle bedrijfsmiddelen.


5.2 Toegang tot de bouwplaats / werkplek

Wil je de bouwplaats of werkplek op, houd je aan de volgende regels:

  • Meld je dagelijks aan- en af (inschrijven) op de locatie.
  • Bezoekers moeten zich melden bij de projectleider/ operationeel leidinggevende. Deze melding moet volgens de regels van de locatie verlopen.
  • Iedereen die de bouwplaats op gaat moet zich legitimeren met een geldig legitimatie-bewijs (paspoort of ID-kaart).
  • Je kan een kopie van een certificaat of een veiligheidspaspoort laten zien. Dit is het bewijs dat je de voor de functie of taak vereiste opleidingen hebt.
  • Bij kranen, hoogwerkers en mobiele arbeidsmiddelen moeten de wettelijk verplichte documenten aanwezig zijn. Deze hoogwerkers etc. mogen pas op de bouwplaats nadat de leidinggevende/ projectverantwoordelijke toestemming heeft gegevens. Andere werktijden mogen alleen na toestemming van de projectleider/ operationeel leidinggevende.

5.3 Basisregels

Deze basisregels zijn van groot belang voor een veilig en gezond werkklimaat. Er wordt daarom altijd een corrigerende maatregel genomen als je je bewust niet aan deze regels houdt.

  • Houd je aan de 10 Life Saving Rules
  • Werk alleen met de juiste, geldige opleiding aan de machines, kranen en andere bedrijfsmiddelen.
  • Het is ten strengste verboden om onder invloed te zijn van stimulerende middelen zoals alcohol en/of drugs of deze bij je te hebben, zoals opgenomen in het AD-beleid van SPIE Nederland.
  • Je mag alleen in de reguliere pauzes op de aangewezen plaatsen roken. Roken in de gebouwen en schaftketen mag niet. Het nemen van een extra rookpauze is ook niet toegestaan. Onder roken wordt ook verstaan het gebruik van een elektronische sigaret met of zonder nicotine.
  • Gebruik je medicatie die het concentratie-vermogen of je rijvaardigheid nadelig kan beïnvloeden? Vertel dit aan de bedrijfsarts en bepaal samen of je je werk veilig kan uitvoeren.
  • Je begint pas met werken nadat je een instructie hebt gekregen, als alle veilig-heidsmaatregelen getroffen zijn en de leidinggevende toestemming heeft gegeven om te starten.
  • Werk volgens de instructies van de leiding-gevende. Overleg met je leidinggevende als je iets niet snapt. Werk volgens de aanwij-zingen van de installatie-verantwoordelijke en/of de werk-verantwoordelijke.
  • Volg handleidingen, gebruikersinstructies en de veiligheids- en milieuvoorschriften altijd op. Als er op de werklocatie een werk-vergunningstelsel is, dan MOET je dit volgen.
  • Je mag pas aan de slag als je werkplek volgens een LMRA is gecontroleerd (zie ook paragraaf 5.4.1).
  • Gebruik altijd de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen.
  • Om verwondingen te voorkomen, mag uitvoerend personeel geen ringen, losse armbanden, halskettingen, loshangende stropdassen en loshangend lang haar dragen.
  • Aanstootgevende afbeeldingen zijn niet toegestaan.
  • Het maken van foto's, film- of videobeelden mag alleen na schriftelijke toestemming van de opdrachtgever en de projectverantwoor-delijke van SPIE.
  • Handel altijd volgens de 'SPIE-Gids met best practices voor sociale media'. Deze is te vinden op de Communicatie intranetpagina.
  • Maak alleen gebruik van de beschikbare en toegewezen toiletten.
  • Aangebrachte beveiligingen, verbods-, gebods- en waarschuwingsborden moet je naleven.
  • Gooi niet met materiaal, gereedschap en dergelijke.
  • Houd je aan de regels op projectlocaties en op locaties van opdrachtgevers. De gelden-de verkeersregels gelden ook op terreinen van opdrachtgevers.
  • Meld bijna-ongevallen en onveilige handelingen of situaties.
  • Meld alle ongevallen en milieu-incidenten direct bij je leidinggevende. Deze informeert SHEQ zo spoedig mogelijk conform de incidenten- en ongevallenprocedure.
  • Lever een actieve bijdrage tijdens veilig-heidstrainingen, toolboxen, werkplek-inspecties en incidentenonderzoeken.

5.4 LMRA, TRA en Zenya meldingen


5.4.1 Uitvoeren van een LMRA

Een goede veiligheid, gezondheid en zorg voor het milieu begint bij de voorbereiding. De situatie op je werkplek verandert de hele tijd. Er kan dus altijd iets onverwachts gebeuren. De kans op incidenten of ongevallen neemt dan ook toe. Het is daarom belangrijk dat je altijd let op gevaarlijke situaties en onveilige handelingen. Voer vlak voordat je start met werken altijd een Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA) uit. Dit doe je met de LMRA checklijst van SPIE of van de opdrachtgever. Deze is hieronder te vinden en op de binnenflap van het Focusmeldboekje of in de mobiele app.

Laatste Minuut Risico Analyse (LMRA)

COVID 19

  • In situaties waar 1,5 meter afstand houden echt niet mogelijk lijkt: Ik ken de inhoud van de opgestelde TRA en leef de maatregelen strikt na.
  • Ik ken de hygiëne maatregelen uit het SPIE corona-protocol en leef deze strikt na.
  • Ik kan bij de uitvoering van mijn werkzaamheden minimaal 1,5 meter afstand houden tot anderen

AFLEIDERS

  • Ik ben ervan overtuigd dat ik dit werk veilig kan uitvoeren en geef niet toe aan eventuele druk van een leiding-gevende of opdrachtgever om het 'anders' te doen. Ik pas werkmethoden alleen aan als ik dit veilig vind en dit met alle betrokkenen is afgestemd.
  • Ik kies (in overleg) een bepaalde werkwijze omdat deze veilig is in deze werksituatie en niet (alleen) omdat we 'dit altijd zo doen'.
  • Ik ben geïnstrueerd door mijn leidinggevende en ik ervaar geen (te) hoge werkdruk.
  • Ik kan mij volledig concentreren op mijn werkzaam-heden, ik laat mij niet afleiden door andere gedachten of door collega's.
  • Ik heb het werk besproken met alle betrokkenen op de werkplek en ik heb op een rustige wijze een volledige opdracht gekregen.

FACTOREN

  • Neem voordat je (weer) aan het werk gaat de tijd om stil te staan bij je eigen veiligheid. Stel jezelf de volgende vragen: Wat kan er misgaan? en Hoe voorkom ik dat?

UITVOERING

  • Mijn (elektrisch) gereedschap, klimmateriaal, hijs-middelen, etc. zijn in orde en aantoonbaar gekeurd.
  • Ik heb gecontroleerd of de spanning is uitgeschakeld, systemen drukvrij en schoon zijn, niet onverwacht in beweging kunnen komen en zichtbaar beveiligd zijn tegen het inschakelen of bedienen.

ORGANISATIE

  • Ik ben opgeleid voor deze werkzaamheden en ben bekend met de bijbehorende risico's.
  • Ik ben op de hoogte van de geldende (lokale) regels en voorschriften en weet hoe te handelen bij calamiteiten.
  • Ik beschik over de juiste veiligheidsmiddelen, materialen en milieubeschermende middelen en deze zijn in goede staat.

SITUATIE

  • Ik heb mijn werkomgeving gecontroleerd op onveilige situaties.
  • Ik ben ervan overtuigd dat ik mijn werk nu veilig en goed kan uitvoeren en geen risico vorm voor anderen.
  • Ik stop het werk als er afwijkingen / onveilige situaties ontstaan op de werkplek of t.a.v. de werkopdracht zijn en ik meld dit (bijv. Focusmelding).

COMMUNICATIE

  • Ik ben geïnstrueerd door mijn leidinggevende.
  • Ik heb het werk besproken met de verantwoordelijke voor de installatie en heb toestemming om het werk uit te voeren.
  • Ik heb overleg gehad met de overige betrokkenen op de werkplek en ben op de hoogte van de risico's van werk-zaamheden in mijn directe omgeving.

5.4.2 Taak Risico Analyse (TRA)

Bepaal welke risico's er met jouw werk gelopen worden en met welke beheersmaatregelen je deze risico's opvangt. In een project gebeurt dit met een 'Project RI&E' als onderdeel van het VGM-plan.

Neem, voor je begint met werken, bijzondere werkzaamheden door die niet in deze Project RI&E zijn opgenomen. Stel een Taak Risico Analyse (TRA) op, om zo alle risico's in kaart te brengen.

Je volgt de TRA-methode van de klant of de SPIE methode (zie het TRA-stappenplan bij het TRA-formulier).

Je mag dus pas starten met werken als er een risicoanalyse is uitgevoerd en er beheersmaat-regelen zijn geformuleerd.


5.4.3 Zenya melding

Meldingen bij SPIE maak je in Zenya, hier kan je onveilige situaties, onveilige handelingen, afwijkingen (op wetgeving, contracten etc.)

Image 21 SPIE

en verbetervoorstellen melden. Dit kan zowel op het gebied van veiligheid, gezondheid, milieu als kwaliteit zijn. Je kunt de melding in Zenya ook doen via de In SPIE app, die je op jouw telefoon kunt installeren.


5.5 Veiligstellen van de werkomgeving


LIFE SAVING RULES


Life saving rules SPIE
Image 1 SPIE

UITVOERING

  • Ik zorg er altijd voor dat elektrische en andere gevaarlijke energiebronnen geïsoleerd, vergrendeld en gelabeld zijn.
  • Ik controleer altijd de afwezigheid van spanning voordat ik aan elektrische installaties werk.

Het is verboden om te werken aan apparatuur of een installatie die in bedrijf is. Zet installaties altijd uit en maak ze energievrij (spanningsvrij, drukvrij, etc.) voordat je eraan werkt. Dit geldt voor alle type installaties. Alleen in hele specifieke gevallen mag er aan in bedrijf zijnde installaties gewerkt worden. Volg hierbij altijd de voorwaarden en voorschriften op in de SPIE procedure P401-1SPIE Werken aan elektrische installaties. Enkel speciaal daarvoor opgeleide en geïnstrueerde personen die hier schriftelijk toestemming voor hebben gekregen van een bevoegd persoon (management) mogen werken aan in bedrijf zijnde installaties. In veel gevallen zal het veiligstellen van de werk-plek uitgevoerd worden door de opdrachtgever. In die gevallen dienen deze stappen gecontro-leerd te worden in de LMRA. Als de opdracht-gever dit niet doet, stel je zelf je werkplek veilig door het:

  • Energievrij maken van installatiedelen, zodat er geen elektrocutie kan optreden, of je niet meer blootgesteld kan worden aan andere gevaren door (rest)energie (LOTOTO-procedure).
  • Aarden van elektrische installatiedelen.
  • Veiligstellen van bewegende machines die en gevaar opleveren bij de werkzaam-heden.
  • Controleren of de opdrachtgever gevaarlijke stoffen verwijderd heeft. Zo niet dan zorg (laten) dragen voor het verwijderen van gevaarlijke stoffen en/of dampen.
  • Controleren of de opdrachtgever de overdruk heeft opgeheven. Zo niet dan zorg (laten) dragen voor het opheffen van overdruk.
  • Treffen van maatregelen tegen herinschakeling.

Naast het energetisch veiligstellen zijn ook de volgende maatregelen noodzakelijk:

  • Verlagen van de kans op vallen, struikelen, stoten en uitglijden. Dit doe je door onder andere je werkplek op te ruimen en/of af te zetten.
  • Verminderen van de kans op aanrijden door jouw werkgebied af te zetten en je te houden aan de wegenverkeerswet.
  • Treffen van maatregelen tegen risico's vanuit de werkomgeving.

5.5.1 Werkvergunningen

Op sommige locaties en voor sommige werk-zaamheden kan een werkvergunningprocedure nodig zijn. Als dit zo is, dan krijg je een instructie over wat je dan moet doen. De volgende algemene regels zijn van toepassing bij een werkvergunning:

  • Een werkvergunning moet volledig zijn ingevuld en ondertekend.
  • De vergunninghouder moet weten welke verplichte maatregelen en voorwaarden er in de vergunning staan en moet de werk-vergunning tekenen voor ontvangst.
  • De uitvoerende medewerkers moeten een instructie krijgen over wat er in de werk-vergunning staat en welke maatregelen zij moeten nemen.
  • De werkvergunning moet altijd op het werk aanwezig zijn.
  • Als het werk klaar is of de vergunning niet meer geldig is, moet je de werkvergunning inleveren bij de persoon of instantie die deze vergunning heeft afgegeven.
  • Bij afwijkingen: Neem een STOP-moment en ga terug naar de vergunningverstrekker.

De werknemer of vergunninghouder mag aanvullende PBM's, of PBM's met een hogere bescherming en aanvullende maatregelen voorstellen dan voorgeschreven. Het toepassen hiervan mag na toestemming van de leiding-gevende. Je mag pas starten met het werk als je aan alle bovenstaande eisen hebt voldaan.

Image 22 SPIE

5.6 Inrichting van de werkplek (in eigen beheer)

Als je iets in onderstaande opsomming mist, wat er volgens jou wel bij had moeten staan, neem dit dan op met jouw leidinggevende. Controleer, voordat je begint met werken, je werkplek op de volgende punten:

  • Is het bouwterrein afgezet met een hek? Iedereen die op het terrein komt moet toestemming hebben en aangemeld zijn. Er moet dus een controle op onbevoegden zijn bij alle toegangen.
  • Zet je werkplek af als er gevaar kan zijn voor derden.
  • Zorg voor een vlakke looproute, leg rijplaten op een oneffen, hobbelige grond.
  • Is er elektrisch gevaar? Zet het gebied af met een lint, een hek of ketting.
  • Is er brandgevaar? Ga je branden, lassen of slijpen? Haal eerst alle brandbare zaken weg of dek ze af met een blusdeken. Je moet altijd - de juiste - brandblusser in de buurt hebben.
  • Werk je in een besloten ruimte, houd je dan aan de speciale regels (zie hoofdstuk 6.1). Een besloten ruimte is een gesloten of deels open omgeving met een al dan niet vernauwde toegang en gebrekkige of slechte ventilatie, die niet ontworpen is voor het verblijf van personen en waar activiteiten plaatsvinden die risico's met zich mee-brengen op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn.
  • Kan je je ergens tegen stoten of over struikelen? Haal het weg of zet het af met een lint, hek of bord.
  • Zijn er vloersparingen of andere dingen waar je over, in of af kunt vallen? Ruim het op, leg vloersparingen bij voorkeur dicht, met borging tegen verschuiven of geef het aan met een afdoende afzetting. Zet de juiste gebod-, verbod- en waarschuwings- borden bij de ingang van het bouwterrein en bij afzettingen.
  • Werk je 's nachts of op slecht verlichte plaatsen zorg dan voor extra licht op het werkterrein, de route naar jouw werkplek en natuurlijk de werkplek zelf.
  • Werk je in de buurt van, of kom je langs kabelbanen, greppels, sloten en dergelijke? Breng een loopplank aan, zodat je niet struikelt of valt.
  • Zet het gebied rondom hijswerkzaamheden (dropzone) af.
  • Is er gevaar voor aanrijding?
    Draag reflecterende kleding en zet een waarschuwing bij de locatie of zet het gebied af.
  • Kan je ergens in of vanaf vallen? Zet er een hek omheen, gebruik vangnetten (door daarvoor aantoonbaar gecertificeerde personen aangebracht) of markeer de 2 meterzone met rood/wit lint.
  • Alleen een gecertificeerde steigerbouwer mag een vaste steiger bouwen.
  • Een rolsteiger mag alleen worden opgebouwd door een daartoe aantoonbaar geïnstrueerd persoon.
  • Zorg voor genoeg aansluitpunten voor elektriciteit en water op handige en veilige plekken. Let erop dat aanvoerende kabels en leidingen zo zijn gelegd dat ze geen gevaar opleveren.
  • Richt transportroutes en laad-/losplaatsen in en zorg dat er een vrij bereidbare doorgang is naar het werkterrein.
  • Richt een opslagplaats in voor materieel en materiaal.
  • Sla gevaarlijke stoffen, licht ontvlambare stoffen en gassen op in daarvoor aangepaste opslagmiddelen. Doe dit volgens PGS 15 (afsluitbare, geventileerde opslag en maak gebruik van lekbakken).
  • Let erop dat je stoffen die chemisch met elkaar kunnen reageren apart opslaat.
  • Zorg voor een centraal verzamelpunt voor (gescheiden) afval.
  • Zorg voor de aanwezigheid van toilet en wasvoorzieningen.
  • Zorg voor de aanwezigheid van een (calamiteiten)verzamelplaats.
  • Zorg voor de aanwezigheid van BHV (mensen en middelen)
  • Houd jouw werkplek opgeruimd. Laat dus geen gereedschap, afval of materialen rondslingeren.
  • Bij werkzaamheden op het terrein van een opdrachtgever zijn vaak veel van boven-staande maatregelen en voorzieningen door de locatieverantwoordelijke geregeld. Op het terrein van de opdrachtgever kunnen er ook andere toegangsregels gelden.

5.7 Persoonlijke bescherming


5.7.1 Verplichte beschermingsmiddelen

Alle medewerkers op de werklocatie moeten minimaal de volgende basisuitrusting hebben:

  • Veiligheidsschoenen (S3).
  • Veiligheidshelm.
  • Gehoorbescherming (oordoppen of oorkappen).
  • Veiligheidsbril.
  • Handschoenen die horen bij jouw type werk.
  • Geschikte werkkleding die waar dat nodig is, voldoet aan normeringen, zoals: vlam-vertragend, antistatisch en 'high-visibility'.

Je bent verplicht (genormeerde) kleding te dragen op het werk. Medewerkers van SPIE krijgen deze kleding gratis. Deze kleding moet wel volgens de voorschriften worden gebruikt en onderhouden. Je kan, afhankelijk jouw werk, extra beschermingsmiddelen krijgen van je leidinggevende of opdrachtgever.

Als je deze extra persoonlijke beschermings-middelen moet dragen, dan hoor je dit bij de veiligheidsinstructie of introductie. Dit is in de werkvergunning opgenomen.
Je moet beschermingsmiddelen gebruiken als dit met een gebodspictogram wordt aangegeven. Voor het begin van het project controleert de direct leidinggevende of er genoeg persoonlijke beschermingsmiddelen zijn en hij/zij vertelt (als het nodig is) hoe je deze moet gebruiken en onderhouden.

LET OP: Soms stellen opdrachtgevers extra eisen aan (standaard) PBM's, zoals een specifiek type veiligheidsbril op de site. Hier moet SPIE aan voldoen.


5.7.2 Veiligheidsschoenen

Image 23 SPIE

Draag altijd veiligheidsschoenen. De veiligheidsschoenen moeten veiligheidsklasse S3 of hoger hebben. Bij servicewerkzaamheden in kantoren kan op basis van de RI&E uitzonderingen worden gemaakt en gekozen worden voor veiligheids-schoenen klasse S1 of S2. Bij oneffen werkterrein draag je hoge veiligheidsschoenen. Laarzen geven in zo'n geval vaak onvoldoende steun.


5.7.3 Veiligheidshelm en stootcap

Image 24 SPIE

Je moet de helm ALTIJD dragen als:

  • Je werkt op hoogte. Bijvoorbeeld werken op of klimmen in constructies en bouwwerken of tijdens het werken met een hoogwerker of kraan met manbak.
  • Je werkt onder of boven andere personen.
  • Je werkt met lier- hijs- en takelapparatuur.
  • De opdrachtgever of de regels op de locatie dit voorschrijven.
  • In het draaibereik van een graaf-machine (bijvoorbeeld bij voorsteken).

LET OP: de helm heeft een houdbaarheids-datum. Controleer regelmatig of jouw helm nog binnen deze datum valt.

Werk je op hoogte (zie paragraaf 6.4) of werk je in een houding of in omstandigheden waarbij je helm kan afvallen (zoals bukken, werken bij harde wind), dan is een kinband verplicht.

Draag een stootcap wanneer er geen gevaar is voor vallende voorwerpen maar in situaties waarin je je hoofd op een lelijke manier zou kunnen stoten en geen helmplicht geldt.


5.7.4 Gehoorbescherming

Image 25 SPIE

Vanaf 80dB(A) wordt het dragen van gehoorbescherming sterk aanbevolen, vanaf 85 dB(A) of meer is gehoor-bescherming verplicht. Een handige vuistregel om dit geluidsniveau te bepalen; als je je stem moet verheffen op 1 meter afstand om je verstaanbaar te maken heb je gehoorbescherming nodig. Zet jouw oorkappen op als je:

  • Met een slijptol werkt.
  • Met een klopboor of breekhamer werkt.
  • Werkt met afkortzagen of zaagtafels.
  • Werkt met slagmachines (bijv. bij het slaan van ankers of aardelektrodes).
  • Werkt in een luidruchtige omgeving (volg de plaatselijk gestelde voor-schriften op).

Je krijgt de oordoppen / oorkappen van SPIE. Werk je dagelijks, uren achter elkaar, in een omgeving met lawaai dan moet je je oorkappen of otoplastieken gebruiken.


5.7.5 Veiligheidsbril

Image 26 SPIE

Draag jouw veiligheidsbril:

  • Wanneer je met irriterende, bijtende of oxiderende stoffen werkt. Zet dan ook een extra gelaatscherm op.
  • Bij schilderwerkzaamheden.
  • Bij werk met elektrisch handgereed-schap zoals slijpen en boren. Bij slijpen is behalve de veiligheidsbril ook een gelaatscherm of ruimzichtbril verplicht.
  • Draag een aansluitende veiligheidsbril of ruimzichtbril wanneer je boven je hoofd werkt of er werkzaamheden boven je plaatsvinden om te voorkomen dat je materiaal(deeltjes) of stof in je ogen krijgt.
  • Het gebruik van een veiligheidsbril met donkere (smoke) glazen is enkel toegestaan in situaties waar sprake is van fel (zon)licht en na overleg met je leidinggevende.

5.7.6 Werkhandschoenen

Image 27 SPIE

Gebruik altijd het type handschoen dat is afgestemd op het soort risico. Je draagt handschoenen bij de volgende werk-zaamheden:

  • Als je vaak met de hand voorwerpen verplaatst of wanneer er extra grip nodig is.
  • Als je ruwe of scherpe voorwerpen vasthebt of voorwerpen waaraan bramen of splinters kunnen zitten. Bij het risico op snijwonden gebruik je snijklasse 5 of snijklasse C.
  • Wanneer je werkt met irriterende, bijtende of oxiderende stoffen.
  • Bij schilderwerkzaamheden.
  • Als bescherming tegen kou of hitte.

Draag nooit handschoenen in de buurt van draaiende machines of onderdelen. Wanneer de handschoenen in de machine komen, is de kans namelijk groot dat ook de handen tussen de draaiende delen komen. Gebruik altijd het type handschoen dat is afgestemd op het soort risico. Volg altijd de veiligheidsinstructies die horen bij de gebruikte stoffen of hulpmiddelen.


5.7.7 Werkkleding

Werkkleding beschermt tegen kou, regen, vuil, schaven, schuren, kleine snijwondjes, vonken en een beetje tegen schadelijke stoffen. Werk je in de uitvoering, dan moet je geschikte, door SPIE verstrekte, werkkleding dragen. Het dragen van de verstrekte werkkleding is daar-mee verplicht. Ook ben je verplicht bij slijtage of beschadiging dit te melden, zodat dit kledingstuk vervangen of hersteld kan worden. Het wassen van gecertificeerde kleding mag alleen door de door SPIE gecontracteerde wasserij.

Draag indien van toepassing voor jouw werk-zaamheden, de volgende werkkleding van SPIE:

  • Overall of werkbroek met werkjas.
  • Shirt, polo of sweater.
  • Werkjas (parka).
  • Verkeersvest.

Werkkleding draag je zoals het bedoeld is: alle knopen en ritsen moeten dicht zijn. Mouwen en broekspijpen mogen niet worden opgerold. Ben je ingeleend of werk je voor een onder-aannemer en krijg je jouw kleding van je eigen werkgever, let dan op. Kijk of jouw kleding op zijn minst gelijk is aan de werkkleding van SPIE. Is het anders, meld dit aan de SPIE-leiding-gevende. Heb je werkkleding van SPIE gekregen, dan moet je dit na afloop van de werkzaamheden terug brengen.

Bij werk langs de weg of het spoor moet je een signaalvest of signaaljas dragen. Hierbij geldt het volgende:

  • Draag RWS genormeerde kleding.
  • Draag een oranje vest of oranje jas met reflecterende strepen bij werken langs het spoor.
  • In de petrochemie moeten vesten brandvertragend en antistatisch zijn.
  • Maakt het soort werk (risico's) of het weer het noodzakelijk, dan moet je aanvullende werkkleding krijgen. Alle werkkleding wordt gratis verstrekt. Voor de start van het project controleert de direct leidinggevende de beschikbaarheid en het juiste gebruik van de werkkleding. Ook geeft hij/zij, waar nodig, instructie voor gebruik en onderhoud.

Genormeerde SPIE werkkleding is te herkennen aan onderstaande logo's op de kleding:

Logo Norm Beschermt tegen
Image 28 SPIE

EN 13034:2005

  • Beschermt tegen kleine spatten of een lichte nevel van chemische vloeistoffen.
  • Verwijder vloeibare chemicaliën direct van je werkkleding- de kleding is hier slechts kort tegen bestand
Image 29 SPIE

EN 1149-5:2018

  • De antistatische werking voorkomt het ontstaan van vonken; hierdoor worden ook explosies voorkomen. Deze kleding is onderdeel van een totaal geaard systeem (o.a. in combinatie met geleidend schoeisel).
  • De kleding voldoet alleen als de kleding ook voldoet aan de norm voor vlam vertragende kleding (EN 531 of EN ISO 11612)
  • De kleding mag niet worden gebruikt in een met zuurstof verrijkte omgeving en beschermt ook niet tegen netspanning.
Image 30 SPIE

EN ISO 11611

  • Beschermt bij lassen en verwante processen tegen kleine spatten van gesmolten metaal, toevallig vlamcontact en UV-straling.
Image 31 SPIE

EN 11612

  • Beschermt tegen korte contacten met een vlam, evenals (tot op zekere hoogte) tegen convectieve- en stralingshitte.
Image 32 SPIE

IEC 61482-2 Class 1

  • Beschermt tegen de thermische gevaren van een elektrische boog

5.7.8 PBM's bij gebruik van machines

Onderstaande tabel geeft aan bij welke gereedschappen je welke beschermingsmiddelen moet gebruiken.

Gereedschap

Bijzonderheden

Image 80 SPIE
Image 81 SPIE
Image 70 SPIE
Image 82 SPIE
Image 71 SPIE

Gereedschap

Image 72 SPIE

Bijzonderheden

Boor nooit boven je hoofd. Moet dit toch, draag dan een rondom gesloten ruimzichtbril.

Image 80 SPIE
Image 73 SPIE
Image 81 SPIE
Image 73 SPIE
Image 70 SPIE
Image 82 SPIE
Image 71 SPIE
Image 73 SPIE

als er geen afzuiging is

Gereedschap

Image 74 SPIE

Bijzonderheden

De aan/uit schakelaar mag je niet kunnen vast-zetten/blokkeren. Bij voorkeur gereedschap gebruiken met reminrich-ting. Let op de houdbaar-heid van de slijpschijven.

Image 80 SPIE
Image 73 SPIE
Image 81 SPIE
Image 73 SPIE
Image 70 SPIE
Image 73 SPIE
Image 82 SPIE
Image 73 SPIE
Image 71 SPIE
Image 73 SPIE

Als er geen afzuiging is (minimaal P3 masker bij RVS slijpen)

Gereedschap

Image 75 SPIE

Bijzonderheden

Afschermende meskap moet juist functioneren.

Image 80 SPIE
Image 73 SPIE
Image 81 SPIE
Image 73 SPIE
Image 70 SPIE
Image 73 SPIE
Image 82 SPIE
Image 71 SPIE
Image 73 SPIE

als er geen afzuiging is

Gereedschap

Image 76 SPIE

Bijzonderheden

Image 80 SPIE
Image 73 SPIE
Image 81 SPIE
Image 73 SPIE
Image 70 SPIE
Image 82 SPIE
Image 71 SPIE
Image 73 SPIE

als er geen afzuiging is

Gereedschap

Image 77 SPIE

Bijzonderheden

Werk altijd met blote handen. Werkhandschoe-nen kunnen gegrepen worden. Krullen niet met de hand verwijderen.

Image 80 SPIE
Image 81 SPIE
Image 73 SPIE
Image 70 SPIE
Image 82 SPIE
Image 71 SPIE

Gereedschap

Image 78 SPIE

Bijzonderheden

Gebruik type zaag en zaaghoek die past bij het materiaal dat je zaagt.

Image 80 SPIE
Image 73 SPIE
Image 81 SPIE
Image 73 SPIE
Image 70 SPIE
Image 82 SPIE
Image 71 SPIE
Image 73 SPIE

als er geen afzuiging is

Gereedschap

Image 79 SPIE

Bijzonderheden

Image 80 SPIE
Image 73 SPIE
Image 81 SPIE
Image 73 SPIE
Image 70 SPIE
Image 82 SPIE
Image 71 SPIE

LET OP: Gebruik apparatuur met stofafzuiging (met de juiste TNO-classificatie) bij mechanische bewerking van kwartshoudende materialen.


5.8 Orde, netheid en hygiëne

Onderstaande tabel geeft aan bij welke gereedschappen je welke beschermingsmiddelen moet gebruiken.

Een opgeruimde werkplek is absoluut nood-zakelijk om veilig te kunnen werken. Het opruimen en schoonhouden van de werkplek maakt deel uit van de normale werkzaamheden en is een taak van iedereen. Iedereen is verantwoordelijk voor het:

  • Vrijhouden van looppaden en wegen.
  • Opbergen van gereedschappen.
  • Opruimen van afval en restmaterialen in de afvalbakken en containers.
  • Opgeruimd houden van werk-, opslag-, schaft- en kleedruimtes.
  • Direct opruimen van gemorste producten en melden van een milieuverontreinigende situatie bij de leidinggevende/ project-verantwoordelijke en toezichthouder van de opdrachtgever en of hoofdaannemer.
  • Met schone kleding in eetruimten komen. Dus overall uit voor anderen en voor jezelf.
  • Wassen van handen met water en zeep na beëindigen van de werkzaamheden en vóór het eten.
  • Gescheiden opbergen van schone en vuile werkkleding.

5.9 Consumptie

Je mag niet eten of drinken op de werkplek. Dit mag tijdens rustmomenten in de geschikte ruimten.


5.10 Alleen werken

Risicovolle werkzaamheden op locatie voer je in principe met minimaal 2 personen uit. Alleen werken is verboden. In geval van nood moet de ander alarm kunnen slaan of hulp (redding) bieden. Alleen werken mag in uitzonderlijke gevallen alleen als:

  • Het werk korter duurt dan 1 uur.
  • De werkzaamheden zelf weinig risico inhouden, ook wanneer je geen maatregelen neemt. Bijvoorbeeld bij visuele inspectie.
  • De hulpverleningsorganisatie op de hoogte is van jouw werk en er afspraken zijn gemaakt. Dit kunnen afspraken zijn over aan- en afmelden bij de hulporganisatie of hoe je met hen in contact komt in een noodsituatie en wat als noodsituatie gezien wordt.

Werkzaamheden die niet alleen uitgevoerd mogen worden zijn:

  • Werken in besloten ruimten (kruipruimtes, rioolstelsels, tanks, vaten, ect.).
  • Werken in ruimten met gasblusinstallaties (afhankelijk van de omstandigheden).
  • Werken in koel- en vriesruimten (NEN3380).
  • Werken op hoogte met kans op valgevaar.
  • Werken aan laagspanningsinstallaties.
  • Werken aan of in de buurt van hoogspanningsinstallaties.
  • Werken met of in de buurt van werkende machines.
  • Laswerkzaamheden.

Daarnaast als uit de TRA/LMRA blijkt dat het hoog risico werkzaamheden betreffen.

Het is niet toegestaan dat de volgende medewerkers alleen werken:

  • Jongeren onder de 18 jaar.
  • Medewerkers met gezondheidsrisico's zoals epilepsie of personen die medicijnen gebruiken die het reactievermogen beïnvloeden.
  • Medewerkers met onvoldoende opleiding voor de uit te voeren werkzaamheden.

5.11 Eerste hulp en brandpreventie

Voor iedere werklocatie gelden specifieke procedures bij calamiteiten. Op diverse plaatsen in kantoorgebouwen, schaftketen, werkplaatsen etc. is een instructiekaart waar de volgende instructies op staan:

  • Hoe moet je, afhankelijk van de calamiteit, alarmeren.
  • Wat is het ontruimingsalarm, wat moet je bij ontruiming doen en waar moet je verzamelen.
  • Zorg dat je op de hoogte bent van deze punten en dat je weet waar de EHBO, noodhulpmiddelen zoals: nooddouches, oogspoelmiddelen, alarmknoppen en blusmiddelen te vinden zijn.

Overige aandachtspunten:

  • Zorg dat er brandblussers beschikbaar en toegankelijk zijn (toegang niet blokkeren).
  • Bij "heet werk" moeten de juiste en voldoende blusmiddelen in de buurt van de werkzaamheden aanwezig zijn, zodat je deze snel kunt pakken.
  • Ben je vaak of altijd op hetzelfde project? Zet het noodnummer als favoriet in je telefoon zodat je het direct beschikbaar hebt in geval van nood.
Image 33 SPIE

6. Specifieke risico's en maatregelen



6.1 Besloten ruimten

Een besloten ruimte is een gesloten of deels open omgeving met een al dan niet vernauwde toegang, die niet ontworpen is voor het verblijf van personen en waar activiteiten plaatsvinden die risico's met zich meebrengen op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn.

Het werken in besloten ruimten betreft 'hoog risico'. Vaak gelden hier duidelijke procedures en werkinstructies van de klant. Als dit niet het geval is, volg je de onderstaande regels voor het werken in een besloten ruimte:

  • Besloten ruimten zijn 'verboden toegang voor onbevoegden' en als zodanig duidelijk ter plaatse gemarkeerd.
  • Het betreden van een besloten ruimte zonder de vereiste veiligheidsmaatregelen is ten strengste verboden.
  • Als er gewerkt wordt met een werk-vergunningssysteem, is het betreden van een besloten ruimte altijd werkvergunning plich-tig, omdat het om een hoogrisico werk gaat.
  • Voordat je een besloten ruimte in gaat, heb je vooraf aantoonbaar instructie gehad over de te volgen veilige werkwijze, evacuatie en het meten.
  • Voorkom het onverwacht in beweging komen van machines en motoren en schakel deze veilig voordat je de ruimte binnengaat aan de hand van LOTOTO.
  • Afhankelijk van de te verwachten risico's voor wat betreft de atmosfeer en de uit te voeren werkzaamheden, moeten vooraf en tijdens de betreding metingen verricht wor-den naar:
    • Het zuurstofgehalte in de lucht. Dit moet tussen 19 en 21 % vol. liggen.
    • De concentratie explosieve gassen en dampen. Deze moet lager zijn dan 10 %s van de Lower Explosion Level (LEL).
    • De concentratie van giftige gassen, dampen of stoffen moet lager zijn dan de wettelijke grenswaarde
  • De temperatuur in een besloten ruimte moet lager zijn dan 40 °C voordat je naar binnen gaat.
  • Als de 'continu gasmeter' (LEL, O2, eventueel met H2S en CO) een alarm afgeeft, staak je de werkzaamheden onmiddellijk en verlaat je de ruimte. Doeltreffende beheers-maatregelen om de situatie onder controle te krijgen, stem je af met de verantwoorde-lijke leidinggevende.
  • Voorzie in zo goed mogelijke ventilatie door openingen wijd open te zetten en indien nodig geforceerde ventilatie toe te passen. Zorg ervoor dat eventuele ventilatieslangen de vrije toegang niet belemmeren.
  • Bij betreding van een besloten ruimte is altijd een aantoonbaar geïnstrueerde mangatwacht aanwezig (let op: in de petrochemische industrie geldt een verplichte opleiding 'Werken als buitenwacht'). De mangatwacht is verantwoordelijk voor het treffen van alle noodzakelijke maatregelen en kan zo nodig hulp bieden of mobiliseren. Deze persoon zorgt voor een goede communicatie met de personen in de besloten ruimte en begeeft zich nooit in de besloten ruimte!
  • De toegang moet groot genoeg zijn voor een persoon met een persluchtmasker (minimale doorsnede van 60 cm, zonder obstakels zoals ventilatieslangen).
  • Als je in de besloten ruimte een perslucht-masker moet dragen, moet je hiervoor aantoonbaar opgeleid en gekeurd zijn.
  • Als er geen vaste toegang is naar de openbare ruimte, zoals een vaste schuine trap met leuning, gebruik je hulpmiddelen -steigers, ladders, afdaal- en reddings-apparatuur- om een veilige betreding mogelijk te maken.
  • Voordat je de besloten ruimte in gaat moeten maatregelen om een veilige en snelle evacuatie in geval van een calamiteit mogelijk te maken, vastgelegd zijn. Bijvoorbeeld in een TRA, project-RIE of werkvergunning. Bij bedwelming moet de werknemer uit de besloten ruimte kunnen worden gehaald.
  • Vóórdat je een tank of ketel in gaat, moeten alle slangen en leidingen van en naar de tank of ketel afdoende en zichtbaar afgestoken of gedemonteerd zijn.
  • Als er in een besloten ruimte geen explosie-gevaar aanwezig is en niet kan ontstaan, mag je dubbel geïsoleerd elektrisch gereedschap, voorzien van normale netspanning gebruiken.
  • Lastoestellen en meetapparatuur met een metalen huis moeten zijn geaard.
  • Omvormers en veiligheidstrafo's mogen niet in de besloten ruimten worden geplaatst.
  • In besloten ruimten met geleidende wanden en vloeren (of twijfel hierover) mag je alleen veilige spanning gebruiken en plaats je omvormers en lastransformatoren buiten de ruimte.

Veilige spanning:

  • Wisselspanning door middel van een veilig-heidstransformator van maximaal 50 volt.
  • Gelijkspanning van maximaal 120 volt.

Bij las- of snijwerkzaamheden in besloten ruimten gebruik je plaatselijke afzuiging. Gas- en zuurstofflessen plaats je nooit in een besloten ruimte.

  • Bij onderbreking van las- of snijwerkzaam-heden sluit je zowel de brander als de flessen af en verwijder bij voorkeur de brander met slangen uit de ruimte.
  • In verband met brandgevaar bij las- of snijwerkzaamheden moet altijd worden voorkomen dat er gassen of zuurstof in de ruimte komen, bijvoorbeeld door het toepassen van veiligheidsventielen.
  • Houd bij las- of snijwerkzaamheden altijd de juiste blusmiddelen bij de hand. Blusmiddel mag nooit CO2 zijn in verband met zuurstof verdringende eigenschappen.
  • Bij lassen, snijden en branden in een besloten ruimte moet continu gemeten worden op zuurstofconcentratie, explosie-gevaar en gassen/dampen.

6.1.1 Kruipruimte

Een speciale besloten ruimte is de kruipruimte. De definitie van een kruipruimte is in deze: een lage ruimte onder of in een gebouw die bereikt wordt door een kruipluik. Daarbij is het uitgang-punt dat de vloer stabiel en draagkrachtig is en ruimtes die meerdere etages overbruggen hier niet onder vallen. Het werken in een kruipruimte neemt risico's met zich mee. Neem daarom de volgende maatregelen:

  • Vraag je af of het nodig is om in de kruipruimte te werken.
  • Voer in ieder geval de risicovolle werkzaamheden zo veel mogelijk buiten de kruipruimte uit.
  • Stel vast dat de vloer voldoende draag-krachtig is.
  • Zorg voor voldoende verlichting, breng deze waar nodig aan met kunstlicht.
  • Werk enkel met Extra Lage Spanning in de kruipruimte. Dit betekent niet hoger dan 50 V wisselspanning of 120 V gelijkspanning.
  • Stel vast dat er voldoende bewegingsruimte is.
    - Het kruipgat is minimaal 62x100 cm.
    - De maximale afstand tot een kruipgat is 7,5 meter bij een hoogte kleiner dan 80 cm en 18 meter bij een hoogte van 80 cm of meer
  • Beoordeel of de kruipruimte werkbaar is.
  • Inventariseer of een kruipruimte vrij is van een onveilige atmosfeer. Als dit niet het geval is dienen de regels van een besloten ruimte gevolgd te worden.

6.2 Lichamelijke belasting


6.2.1 Tillen van zware lasten

Til zo min mogelijk (zware) lasten. Als iets zwaarder is dan 23 kg, til dan met mechanische hulpmiddelen of als het niet anders kan met meerdere personen. Zorg voor voldoende grip op de last.

  • Buk en til niet onnodig. Gebruik zo mogelijk hulpmiddelen.
  • Ga recht voor de last staan; til nooit met een gedraaide rug. Houd de last zoveel mogelijk tegen het lichaam en voorkom dat je ver moet reiken.
  • Buig de knieën; houd de rug zoveel mogelijk recht en til rustig.
  • Gebruik beide handen en til niet alleen met de vingers. Kijk uit waar je loopt, let op obstakels en gladde ondergrond.

6.2.2 Trekken en duwen

Net als dragen en tillen van lasten kan het trekken en duwen van lasten zorgen voor lichamelijk klachten. Verplaats zware lasten met behulp van aangedreven rollend materieel.

  • Maak de vracht minder zwaar of verplaats deze in meerdere keren.
  • Zorg voor een gladde vloer en neem drem-pels weg. Duwen en trekken kost dan minder kracht.
  • Duwen is beter dan trekken voor de fysieke belasting. Let wel op dat je zicht houdt op je route.
  • Vraag hulp aan een collega. Twee is beter dan één.

6.2.3 Ergonomie

Ergonomie is belangrijk voor een veilige en gezonde werkplek, maar het effect wordt ook bepaald door de omstandigheden op de werkplek. Werkzaamheden die repeterend voorkomen kunnen leiden tot klachten aan gewrichten, pezen en spieren. Zorg daarom op je werkplek voor:

  • Een juiste lichaamshouding bij langdurig zitten of staan.
  • Voldoende pauze zodat het lichaam kan herstellen.
  • Afwisseling van zwaar werk met lichter werk en wissel af met collega's bij repeterende werkzaamheden
  • Alleen werk wat je lichamelijke conditie toelaat.

6.3 Weersomstandigheden

Er zijn weeromstandigheden die de werkzaamheden beïnvloeden, of zelfs gevaarlijk maken. Daarom zijn er algemene voorschriften voor de volgende omstandigheden.


6.3.1 Zeer Warme/Zonnige omstandigheden

  • Bespreek het werken in zonnig weer en/of warme omstandigheden ruim voor de start van de werkzaamheden, zodat op tijd extra maatregelen genomen kunnen worden.
  • Houd in de werkplanning rekening met de warmte en/of zon.
  • Werk zoveel mogelijk in de schaduw of probeer deze te creëren met b.v. schermen, doeken, parasols.
  • Gebruik zo veel mogelijk een pet of helm, overall met lange broek en een shirt met lange mouwen. Draag altijd de voorgeschreven PBM; de warmte is geen excuus voor het niet dragen van noodzakelijke PBM.
  • Maak gebruik van zonnebrandcrème met voor jouw huidtype de juiste factor.
  • Zorg voor voldoende drinkwater en soep/ bouillon/ isotone dranken op het project; houdt regelmatig een drinkpauze, drink voldoende (minimaal 2 liter per dag). Je bent voldoende gehydrateerd bij heldere urine.
  • Houd de fysieke belasting zo laag mogelijk: stel zwaar werk uit, neem regelmatig korte pauzes in koelere ruimtes, zorg voor extra ventilatie, wissel werk af met je collega's.
  • Meld problemen met concentratie en gevaarlijke situaties direct.

6.3.2 Herfst- en winterweer

  • Wees bedacht op onderkoeling en bevriezing; maak gebruik van goede sluitende doorwerk-kleding en hoofdbedekking. Zorg voor een extra set droge kleding.
  • Zorg voor voldoende lagen kleding en gebruik bij voorkeur thermo-onderkleding.
  • Vertrek eerder van huis om met een lagere snelheid toch op tijd op het werk te kunnen zijn.
  • Zorg voor voldoende verlichting op de bouwplaats.
  • Houd werkvloer, trappen, loop- en rijdpaden schoon en begaanbaar. Maak gebruik van strooizout en sneeuwschuiver.
  • Loop niet over natte, besneeuwde en/of modderige staal- en bekistingsplaten, deze kunnen spekglad zijn.
  • Bij sneeuw en ijsvorming is het verboden te klimmen in stalen constructies/ masten.
  • Scherm werkplekken af voor de wind en tocht; werk bij voorkeur in de luwte.
  • Neem regelmatig pauzes in een warme omgeving.
  • Sla vorstgevoelige chemicaliën niet op in de schaftruimte.

6.3.3 Onweer

  • Bedraagt de tijd tussen een bliksemflits en donder minder dan 10 seconden, dan is het onweer gevaarlijk dicht genaderd en moet een veilige plek worden opgezocht.
  • Houd rekening met de tijd die nodig is om je in veiligheid te brengen.
  • Maak je zo klein mogelijk wanneer je in het vrije veld wordt overvallen door onweer. Dit kan bijvoorbeeld door op je hurken te gaan zitten. Ga niet op de grond liggen.
  • Zorg ervoor dat je niet in de buurt bent van hekken, bouwliften, steigers, lichtmasten en andere voorwerpen van metaal.
  • Schuil niet onder een alleenstaande boom of langs een bosrand.
  • Tijdens onweer zit je binnen veiliger dan buiten; ook in een auto/cabine is het veilig. Houd wel ramen, deuren en dak gesloten.
  • Wanneer er 15 minuten geen bliksemflitsen gezien zijn, kun je weer aan het werk.

6.3.4 Wind / storm

Bij wind gaat het niet alleen om orkanen of stormen, ook 'normale' wind en windstoten kunnen risico's met zich meebrengen. Na een storm kan de situatie op de bouwplaats veranderd zijn door omgevallen materieel en materiaal. Controleer na een storm altijd de werkplek op nieuwe risico's.

Windkracht 3 (matige wind: 3,4 - 5,4 m/s: tof waait op):

  • Sla lichte, en losse materialen op in containers, voorzie ze van ballast of maak ze vast.
  • Zorg dat (afval)containers gesloten zijn.
  • Zet (rol)steigers en ladders goed vast aan een constructie.
  • Zet bouwhekken goed vast. Verwijder eventuele doeken uit de bouwhekken.

Windkracht 4 (matig tot vrij krachtig 5,5 - 10,7 m/s: haren in de war):

  • STOP met werken in een werkbak op een takel bij 7m/s.

Windkracht 6 (krachtige wind: 10,8 - 13,8 m/s: paraplu's zijn lastig vast te houden):

  • STOP met het werken op hoogte, zoals steigers, ladders, daken, hoogwerkers, aluminium rol- en hangsteigers, klimmen in masten, etc..
  • STOP met werkzaamheden in een werkbak aan een hijswerktuig bij 13,8m/s
  • Verwijder, of borg zo veel mogelijk afdekzeilen, tenten en alle andere losse materialen.

LET OP: De steiger mag pas na herkeuring opnieuw betreden worden.

Windkracht 7 (harde wind: 13,9 - 17,1 m/s: lastig tegen wind in te lopen/fietsen):

  • STOP met hijswerkzaamheden (of al eerder de gebruikshandleiding kraan is leidend)
  • Aangebrachte zeilen en lastenten moeten verwijderd worden.

6.3.5 Regen en mist

Risico's van regen en mist zijn met name afkoeling van het lichaam, het glad worden van de weg en/of stalen constructies en beperkt zicht. Daarnaast kunnen bij zware regenval stempels van hoogwerkers en kranen onderspoeld raken waardoor deze kunnen verzakken.

  • Pas het rijgedrag aan op de situatie.
  • Zorg voor goede zichtbaarheid door gebruik van reflecterende kleding.
  • Zoek beschutting c.q. draag beschermende kleding zoals doorwerk- of regenpakken.
  • Bij slecht zicht zijn handgebaren door een kraanmachinist niet goed zichtbaar, maak dan gebruik van portofoons.
  • Controleer stabiliteit van de ondergrond.

6.4 Hijsen, heffen en horizontale transport


LIFE SAVING RULES


Life saving rules SPIE
Image 3 SPIE

HEF- EN HIJSACTIVITEITEN

  • Ik loop of sta nooit onder een hangende last.
  • Ik gebruik altijd hijsmiddelen waarmee ik de last veilig kan hijsen, en inspecteer deze vóór gebruik.

Kranen, heftrucks, goederenliften en soort-gelijke machines, die spullen of materialen omhoog of omlaag verplaatsen moeten aantoonbaar korter dan een jaar geleden gekeurd zijn. Bij een hijskraan moet er ook een instructieboek en een kraanboek met hijstabel aanwezig zijn. Voor hijskranen en hijswerk-tuigen met een lastmoment van meer dan 10 tonmeter moet de machinist een geldig voorgeschreven certificaat van vakbekwaamheid hebben voor het betreffende type kraan. Hij moet dit certifcaat kunnen laten zien en het mag niet ouder zijn dan 5 jaar.

Bij hijsen gelden verder de volgende regels:

  • Zet het hijsgebied altijd af (dropzone) of laat het afzetten door of in overleg met de opdrachtgever/ hijsverantwoordelijke.
  • Hijs NOOIT over mensen heen en loop nooit onder een hijslast door. Denk bij zware lasten ook aan mensen in gebouwen waar overheen gehesen wordt.
  • Lasten mogen alleen worden aangeslagen door medewerkers die hiervoor aantoonbaar een voorgeschreven training/instructie hebben gevolgd.
  • Zorg voor goede communicatie. Maak zo nodig gebruik van portofoons of armsignalen.
  • Je mag geen personen verplaatsen met hijsmiddelen (een kraan voor personen mag alleen onder strikte voorwaarden, zoals vermeld in blauwe Techniek Nederland boekje).
  • Gebruik een stuurlijn.
  • Boven windkracht 6 Beaufort mag niet meer worden gehesen zonder eerst een TRA te hebben uitgevoerd.
  • Staak het werk bij een windkracht 7 of hoger.

6.5 Werken op hoogte


LIFE SAVING RULES


Life saving rules SPIE
Image 2 SPIE

WERKEN OP HOOGTE

  • Ik draag altijd mijn harnasgordel en blijf bevestigd aan een goedgekeurd ankerpunt, in gebieden met valgevaar waar leuningof hekwerk ontbreekt.
  • Ik zorg er altijd voor dat vloer-/dak-openingen en afgravingen fysiek beveiligd zijn om vallen te voorkomen.

Bij werken op hoogte moet de arbeidshygiënische strategie worden gevolgd. Daarbij hebben maatregelen gericht op collectieve bescherming de voorrang boven maatregelen gericht op individuele bescherming.

Image 34 SPIE

6.5.1 Voorkomen van valgevaar

Bij werken op hoogte kan je vallen. De meest voorkomende ongelukken zijn hierbij vallen van daken, vloeren, ladders, trappen of steigers. Niet alleen de hoogte, maar ook het soort werk en omgeving bepalen hoe hoog het risico op vallen is.

De meeste ongevallen door vallen komen doordat je je evenwicht verliest, onvoldoende of geen beveiliging gebruikt of middelen als een ladder of steiger verkeerd gebruikt.

Valgevaar moet altijd worden voorkomen!!!!


De werkgever en/of de opdrachtgever moet de werkplek beveiligen:

  • Als er gewerkt wordt bij een hoogteverschil van 2,5 meter of hoger en wanneer je op minder dan 4 meter afstand van het valgevaar moet werken.
  • Als het hoogteverschil kleiner is dan 2,5 meter en er sprake is van een gevaarlijke omgeving, waardoor het gevaar niet in het vallen zit, maar waar je op valt. Denk hierbij aan het werken boven water of boven stekeinden of in de buurt van (voorbijrazend) verkeer.
  • Als je dichter dan 2 meter bij een afgraving werkt of bij een diepe sleuf van 2 meter of meer.
  • Bij het risico op vallen tijdens werken op mogelijk in beweging komende objecten.

De werkgever MOET maatregelen nemen om het risico op vallen te voorkomen (volgens Het Arbobesluit 3.16).

Er is sprake van valgevaar bij openingen in vloeren of als het gevaar bestaat om 2.5 meter of meer te vallen. Dit kan je voorkomen door een veilige steiger, werkvloer of collectieve valbeveiliging zoals een hekwerk of vangnet te plaatsen. Als je dit niet kan plaatsen, bijvoorbeeld omdat het aanbrengen ervan ook gevaarlijk is, mag je persoonlijke valbeveiliging dragen; een harnasgordel met toebehoren.

Persoonlijke valbeveiliging moet passen bij de werksituatie en bijbehorende risico's en bestaat minimaal uit:

  • Harnasgordel (heupgordel is niet toegestaan).
  • Vanglijn met haken en een geïntegreerde valdemper. LET OP! Gebruik een positione-ringslijn bij positioneren (geen valdemper).
  • Veiligheidshelm met kinband.
  • Handschoenen met voldoende grip, voor als je moet klimmen.

Gebruik altijd valbeveiliging met een dubbele lijn en dubbele haken, wanneer je de haak van de vanglijn op hoogte moet overplaatsen naar een ander ankerpunt.

Gebruik je persoonlijke valbeveiliging, dan moet je hiervoor aantoonbaar een instructie hebben gevolgd. In sommige branches gelden aanvullende eisen met betrekking tot instructie, training en praktijkervaring, bijvoorbeeld bij het werken in masten.

Moet je tussen 2 en 4 meter van het valgevaar werken, dan moet de twee-metergrens worden aangegeven met een fysieke afzetting op de twee-metergrens en een visuele markering op de vier-metergrens.
In gebieden met valgevaar waar leuning- of hekwerk ontbreekt, draag je altijd persoonlijke valbeveiliging en blijf je altijd bevestigd aan een goedgekeurd ankerpunt.

Is er een valbeveiligingssysteem (kabel- of rail-systeem) gemonteerd, dan gebruik je deze samen met het door de fabrikant voorgeschreven antislip middel, het valstopapparaat of de positioneringslijn. Tenslotte moet je in de volgende gevallen gebruik maken van een veiligheidsharnas en positionerings-lijn:

  • In een werkbak van een hoogwerker (voor schaarhoogwerkers geldt deze regel ook, ook al stelt de gebruikshandleiding van sommige schaarhoogwerkers dit niet verplicht).
  • Werkzaamheden waarbij het bovenlichaam buiten de werkbak komt.

In de werkbak moet je de positioneringslijn aan het ankerpunt onder in de bak vastmaken. Je mag valbeveiligingsmiddelen of -systemen alleen gebruiken als deze aantoonbaar minder dan een jaar geleden zijn geïnspecteerd door een deskundige.


6.5.2 Klimmen

Je mag niet klimmen in constructies en op leidingen. Gebruik steigers of hoogwerkers. Als je het klimmen in constructies echt niet kan ver-mijden, mag dit alleen met geschikte valbevei-ligingsmiddelen. LET OP: zelfs in dat geval mag het klimmen in of op constructies alleen als de opdrachtgever aangeeft dat de constructie tegen de belasting van het klimmen bestand is. Ook gelden de volgende regels:

  • Je mag niet klimmen als de constructie glad is geworden door vervuiling of weers-omstandigheden (b.v.regen, sneeuw, ijs) of als de constructie onvoldoende grip biedt.
  • Breng een veiligheidslijn aan (collectieve valbeveiliging) en vermijd daarmee het herhaaldelijk omhoog en omlaag klimmen met klaphaken.
  • Maak zoveel mogelijk gebruik van hijsmiddelen om het materiaal naar de werkplek te brengen (neem geen gereedschap mee tijdens het klimmen als je dat kunt vermijden).
  • Maak gebruik van een positioneringslijn bij werk in een constructie.
  • Plan de volgorde van het klimmen zorgvuldig en vermijd onnodig klimmen.

6.5.3 Voorkomen van vallende voorwerpen

Bij werkzaamheden op hoogte kunnen materialen of gereedschappen naar beneden vallen. Ook bij hijswerkzaamheden kan niet volledig worden uitgesloten dat materialen vallen. Daarom mogen er geen personen onder de (hijs)werkzaamheden zijn. Het gebied waarin objecten naar beneden kunnen vallen heet: "de dropzone".

Deze dropzone wordt altijd minimaal afgezet met een markeerlint. In gebieden die toegankelijk zijn voor derden (bijv. openbare weg en woongebieden) moet je een hekwerk neerzetten om de dropzone af te zetten.
Het is verboden om de dropzone in te gaan zonder toestemming van de daar werkzame medewerkers!

Bij openbaar terrein moet je naast een hekwerk ook een waarschuwingsbord zetten. Wanneer niet kan worden uitgesloten dat personen zich in de dropzone begeven, moet je alle losse materialen en gereedschappen borgen met borglijnen of er moet continue toezicht zijn, zodat deze personen zich niet in de dropzone begeven.

Tijdens hijswerkzaamheden van constructiewerk moeten materialen bevestigd blijven aan de hijslijn totdat dit materiaal is vastgezet.

Je mag niet tegelijk werk uitvoeren boven en/of onder elkaar, tenzij alle materialen en gereed-schappen worden geborgd met een borglijn, zodat deze materialen en gereedschappen niet naar beneden kunnen vallen.


6.5.4 Gebruik van trappen en ladders

Gebruik bij het werken op hoogte bij voorkeur een veiliger arbeidsmiddel dan de trap of ladder (draagbaar klimmaterieel). In onderstaande tabel zijn veiligere arbeidsmiddelen opgenomen:

Binnenruimten

Buitenruimten

  • (micro) hoogwerker;
  • Rol-/vaste- of kamersteiger;
  • Desksurfer;
  • Platform/werkvloer met leuning.
Image 35 SPIE

Er zijn echter situaties waarin het gebruik van een veiliger arbeidsmiddel echt niet mogelijk lijkt. Beoordeel in die situaties op basis van een risicoanalyse (formulier 'Risicoanalyse en toestemming t.b.v. keuze trap of ladder als arbeidsmiddel' of als onderdeel van het VGM projectplan) de inzet van een trap of ladder. In het geval er toch voor de inzet van een trap of ladder gekozen wordt, motiveer deze keuze dan en bepaal de (extra) maatregelen die genomen moeten worden. Als leidinggevende ben je verantwoordelijk voor de uiteindelijke keuze en het geven van toestemming wanneer toch wordt gekozen voor het gebruik van een trap of ladder.

Wordt een trap of ladder ingezet, dan gelden onderstaande minimale veiligheidseisen:

Trap

Ladder

Opstelling, (keurings)eisen en omgeving

  • De trap is aantoonbaar minimaal jaarlijks gekeurd (voorzien van geldige sticker);
  • De trap staat op een stabiele en onbeweeglijke ondergrond van voldoende omvang en niet op een helling of een zachte, oneffen of gladde ondergrond.
  • De ladder is aantoonbaar minimaal jaarlijks gekeurd (voorzien van geldige sticker);
  • De (toegangs)ladder steekt minimaal 1 meter boven de te bereiken vloer uit, tenzij andere voorzieningen een veilig houvast mogelijk maken (bijvoorbeeld een hekwerk);
  • De ladder staat altijd in de juiste hoek (75 graden; tip: voet van de ladder tegen de punt van de schoen met armen uitgestrekt);
  • De ladder is (zowel aan boven- als onderzijde) geborgd om omvallen en/of wegglijden te voorkomen;
  • De ladder staat op een stabiele en onbeweeglijke ondergrond van voldoende omvang en niet op een helling of een zachte, oneffen of gladde ondergrond.

Gebruik

  • Controleer voor ieder gebruik de trap (inclusief eventuele accessoires) visueel op goede staat;
  • Zet de werkomgeving van de trap af met bijvoorbeeld pionnen of lint, als de situatie daarom vraagt zoals in de nabijheid van transportbewegingen of in een doorgang;
  • Beklim een trap niet hoger dan de rode of, indien afwezig, derde trede van boven, indien de trap niet is voorzien van een vergoot stavlak met beugel.
  • Zorg dat je altijd minimaal 3 contactpunten hebt;
  • Reik niet verder dan 1 armlengte;
  • Gebruik alleen gereedschap of materialen van maximaal 10kg;
  • Berg waar mogelijk de trap op, op het moment dat deze niet wordt gebruikt, op zo'n manier dat de trap niet door onbevoegden kan worden gebruikt.
  • Een ladder is niet bedoeld als werkplek maar een klimmiddel en specifiek bedoeld voor het betreden of verlaten van een werkplek;
  • Controleer voor ieder gebruik de ladder (inclusief eventuele accessoires) visueel op goede staat;
  • Zet de werkomgeving van de ladder af met bijvoorbeeld pionnen of lint;
  • Klim niet hoger dan de vierde trede van boven;
  • Zorg dat je altijd minimaal 3 contactpunten hebt;
  • Reik niet verder dan 1 armlengte;
  • Draag alleen gereedschap of materialen van maximaal 10kg met je mee;
  • Berg waar mogelijk de ladder op, op het moment dat deze niet wordt gebruikt, op zo'n manier dat de ladder niet door onbevoegden kan worden gebruikt.

6.5.5 Werken op steigers

Vaste steigers
Steigers moeten door een deskundige worden beoordeeld en voorzien van een scafftag/ steigerkaart. Steigers moeten regelmatig herkeurd worden, ook wanneer het weer (b.v. vriezen of veel regenval) invloed kan hebben op de staat van de steiger. Enkel de steigerbouwer mag de steigers aanpassen, in opdracht van de persoon/ instantie die de steiger heeft laten bouwen. Steigers dienen voorzien te zijn van een aarding, indien er gewerkt wordt met elektrische arbeids-middelen / nabij installaties.

Rolsteigers
Plaats de rolsteiger stabiel en veilig. Houd rekening met de volgende punten:

  • Alleen geïnstrueerde en/of ervaren gebruikers mogen een rolsteiger opbouwen.
  • Controleer voordat je begint met de opbouw of de rolsteigerdelen aantoonbaar gekeurd zijn.
  • Volg de opbouwinstructie in de handleiding van de rolsteiger. Hier staat onder ander informatie in over de maximale opbouw-hoogte, de toelaatbare belasting, toegestane standaardconfiguraties en opbouwmethode.
  • Gebruik altijd stabilisatoren als je 2,5 meter of hoger boven de werkvloer werkt, zoals de fabrikant ze voorschrijft voor de betreffende hoogte-breedteverhoudingen.
  • Rolsteigers niet hoger dan 8 meter buiten en 12 meter binnen.
  • We bouwen enkel standaard configuraties rolsteigers.
  • Staak het werk bij een windkracht 6 of hoger.

Visuele inspectie steiger voor gebruik
Inspecteer een steiger visueel voordat je deze betreedt. Let daarbij op de volgende punten:

  • Is de steiger compleet, onbeschadigd en in de juiste staat?
  • Zijn de schoren stabiel?
  • Zitten er remmen op de wielen en staan deze vast?
  • Zitten de werkvloeren, dwarsverbindingen, en leuningen goed vast?

De controlepunten zijn meestal ook te vinden op de achterkant van de steigerkaart.

Schraagsteigers
Je mag alleen een schraagsteiger gebruiken als deze bestaat uit één laag schragen en wanneer deze niet hoger is dan 1,5 m boven de grond of vloer. De breedte van een schraagsteiger, opgesteld op een werkvloer, moet zodanig zijn, dat voldoende vrije ruimte op de werkvloer over-blijft voor het vervoer van materiaal of de door-gang van personen. De schragen moeten stevig bevestigd zijn om verschuiving te voorkomen.


6.5.6 Werken met een hoogwerker

Het vervoer van personen in een hoogwerker mag uitsluitend worden toegepast onder de volgende voorwaarden (zie SPIE Beleid "Voorkomen van valgevaar"):

  • De hoogwerker dient minimaal eenmaal per jaar gekeurd te worden en dient voorzien te zijn van een geldige keuringssticker.
  • De personen in de hoogwerker dienen vooraf instructie te krijgen over de gevaren en de te nemen veiligheidsmaatregelen.
  • Personen in een hoogwerker dienen aangelijnd te zijn door een harnasgordel te dragen die met een positioneringslijn zo laag mogelijk in de bak is bevestigd.
    Hiermee wordt voorkomen dat zij te ver reiken en uit de werkbak vallen. Dit geldt ook voor schaarhoogwerkers, ook al stelt de gebruikshandleiding van sommige schaar-hoogwerkers dit niet verplicht.
  • Indien je vanuit een hoogwerker boven het water werkt, is het verplicht om een TRA op te stellen. Deze TRA is leidend.
  • Het betreden en verlaten van de hoogwerker mag enkel vanaf de grond (uitstappen op hoogte is verboden).
  • Bediener van een hoogwerker dient een geldige opleiding te hebben en bekend te zijn met de bedieningsvoorschriften van de gebruikte hoogwerker.
  • Gebruikshandleiding moet aanwezig zijn.
  • Leeftijd van de bediener is 18 jaar of ouder.
  • Er worden geen hijswerkzaamheden met de hoogwerkbak verricht, tenzij de machine hiervoor geschikt is.
  • Er steken geen voorwerpen buiten de bak uit.
  • Het werkgebied onder de hoogwerker is afgezet.
  • Test voor gebruik de nood-daalfunctie van de hoogwerker.
  • Staak het werk bij een windkracht 6 of hoger.

6.5.7 Werken vanuit kraan met manbak

Het werken vanuit een werkbak hangend aan een hijswerktuig (kraan) is in beginsel verboden. Enkel wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan is hierop een uitzondering mogelijk:

  • Er is geen even veilig of veiliger alternatief dat redelijkerwijs haalbaar is.
  • Er is een werkplan opgesteld inclusief risico's en maatregelen t.b.v. een veilige uitvoering van het werk (TRA, inclusief invulling eisen conform de checklist van Branche Verticaal Transport);
  • De activiteit waarbij deze werkmethode zal worden toegepast is uiterlijk twee kalender-dagen voor de start van de activiteit gemeld op het meldportaal van de Nederlandse Arbeidsinspectie.

6.5.8 Werken op (platte) daken

Bij het werken op daken moeten er een aantal veiligheidsmaatregelen worden genomen om vallen te voorkomen. In het geval van werken op schuine daken (meer dan 15 graden) moet dit altijd worden aangevuld met collectieve en persoonlijke maatregelen. Voor het werken op daken moeten minimaal onderstaande voorzieningen zijn getroffen voordat het werk begint.

  • Op 4 meter van de dakrand moet een grens zijn gemarkeerd, dit kan middels belijning, bordjes of een tegelpad.
  • Werk je tussen de 2 en 4 meter van de dakrand dan moet er op de 2-meter grens een fysieke scheiding (bijvoorbeeld paaltjes met ketting) aanwezig zijn.
  • Als er op daken op minder dan 2 meter afstand van de rand wordt gewerkt moet er een fysieke afzetting zijn geplaatst of werk je aangelijnd met een valharnas.
  • Is de afstand tot de dakrand groter dan 4 meter, dan mag er worden gewerkt zonder aanvullende veiligheidsmiddelen. Goedgekeurde dakrandbeveiliging of valbeveiligings-systemen zijn aanwezig.
  • Sparingen zijn dichtgelegd met voldoende draagkrachtig materiaal en zijn geborgd tegen verschuiven.
  • Bij het werken op schuine daken gelden de veiligheidsafstanden niet. Hier moet er altijd hekwerk aanwezig zijn dan wel aangelijnd werken met een valharnas.

6.6 Gebruik van (elektrisch) gereedschap


6.6.1 Algemene veiligheidsregels

De gebruikte elektrische hulpmiddelen en gereedschappen worden periodiek geïnspecteerd volgens NEN-3140 en voorzien van een sticker met vermelding van de keuring/ inspectietermijn, waaruit is af te leiden dat het betreffende middel binnen de geldende keur-termijn valt. Controles voor aanvang en aandachts-punten bij het gebruik van gereedschap:

  • Ga na of de machine in goede staat is en is gekeurd.
  • Een handleiding van het middel moet beschikbaar zijn. Zorg dat je op de hoogte bent van de hierin beschreven veiligheids-instructies.
  • Gebruik nooit de blokkeerstand van een schakelaar. Slijptollen moeten voorzien zijn van een niet blokkerende veiligheids-schakelaar. Een kolomboormachine en zaagmachine moeten zijn voorzien van een noodstop en spaankap.
  • Het type boor, schijf of zaag moet geschikt zijn voor het te bewerken materiaal. LET OP: Doorslijpschijven zijn bedoeld om steen of metaal door te slijpen. Je mag deze schijven nooit gebruiken om af te bramen. De kans dat de schijf dan uit elkaar springt is heel groot.
  • Ga na of de boor, slijpschijf, zaag correct is gemonteerd en/of deze geen grove gebreken heeft. Let bij slijpschijven ook op de houdbaarheidsdatum en dat deze niet nat worden.
  • Zorg dat het werkstuk en de machineklem vast staat tijdens de bewerking.
  • Houd de machine met twee handen stevig vast en zoveel mogelijk haaks op het werkstuk.
  • Probeer niet met handgereedschappen op moeilijk bereikbare plaatsen te komen door te reiken, te bukken, of andere niet ergonomische houdingen aan te nemen, waardoor de controle over de machine in gevaar kan komen.
  • Oefen niet te veel druk uit tijdens de bewerking. Wees bedacht op vastslaan of doorschieten.
  • Zorg dat je op een stabiele ondergrond staat en dat je zelf stevig staat en voldoende bewegingsruimte hebt. Let op je lichaams-houding.
  • Schakel spanning af bij het verwisselen van hulpstukken.
  • Let op de veiligheid en gezondheid van andere medewerkers. Waarschuw directe omstanders voordat je begint met de werk-zaamheden.
  • Beveiligingen mogen niet overbrugd of verwijderd worden.
  • Machines mogen op locatie niet naast in bedrijf zijnde installaties worden geplaatst, tenzij dit is goedgekeurd door de installatie verantwoordelijke.
  • Haal de stekker uit de wandcontactdoos als deze niet meer wordt gebruikt of anderszins bij het verlaten van de werkplek.
  • In besloten ruimten alleen werken met "veilige spanning" van 120 Volt gelijk-spanning of 50 Volt wisselspanning', waarbij de trafo's buiten de besloten ruimten blijven. Of werken met accugereedschap.

6.6.2 Gebruik van (kabel)messen

Het gebruik van een Stanleymes is verboden. Hieronder vallen ook breekmessen en soortgelijke messen van ander fabricaat. Dat soort messen mogen alleen worden gebruikt als ze een veiligheidsinrichting hebben zoals bijvoorbeeld de Martor Megasafe (zie onderstaande afbeelding).

Image 36 SPIE
Image 37 SPIE

Je mag alleen zeer scherpe messen zonder beveiliging gebruiken als er niets anders is en met specifieke toestemming van SPIE. Het is verplicht om snijvaste en perforatiebestendige handschoenen snijklasse 5 of snijklasse C te gebruiken. In dat geval moet de volgende werkmethode gehanteerd worden:

  • Zorg voor een goede vlakke ondergrond om op te snijden. Het mes mag niet kunnen blijven steken in de ondergrond (gebruik bijvoorbeeld een houten plaat of snijmat).
  • Zorg voor voldoende ruimte en een goede lichaamspositie ten opzichte van het te snijden materiaal (maximale controle op de snijbeweging).
  • Snijd van je af. Snijd van boven naar beneden en enigszins schuin weg, waarbij de denk-beeldig doorlopende snijlijn je lichaam links (als je linkshandig bent) of rechts (als je rechtshandig bent) passeert. Dit verkleint de kans dat je je lichaam raakt wanneer je doorschiet.
  • Houd het materiaal met je andere hand vast, maar niet in de buurt van de snijlijn. Zet je hand boven de plaats waar het mes zich op dat moment in het materiaal bevindt (dus het mes beweegt van deze hand af en nooit ernaartoe).
  • Probeer dik of taai materiaal niet in één keer door te snijden, maar doe dit in twee of zo nodig nog meer halen. Gebruik daar eventueel een aanslaglat bij.

Voor het aansnijden van kabels dient gebruikt te worden gemaakt van speciale veilige kabel-messen. Voorbeelden:

Image 38 SPIE

6.7 Verkeersveiligheid


LIFE SAVING RULES


Life saving rules SPIE
Image 4 SPIE

TIJDENS HET RIJDEN

  • Ik draag altijd mijn veiligheidsgordel en houd mij aan de snelheidslimiet, wanneer ik een voertuig bestuur.
  • Ik zorg er altijd voor dat ik voldoende fit en alert ben, wanneer ik rijd.


6.7.1 Verkeersregels op de bouwplaats

Het algemene Nederlandse verkeersreglement is van toepassing. Verder gelden de volgende aanvullende verkeersregels:

  • Het is niet toegestaan om tijdens deelname aan het verkeer te videobellen (via Teams of andere media).
  • Je mag alleen met voertuigen op het bouw-terrein komen als je toestemming hebt van de eigenaar en de uitvoerder of operationeel leidinggevende.
  • Let op de snelheidsborden (veelal stapvoets rijden).
  • Volg de aangegeven route indien aangegeven.
  • Voorkom achteruitrijden en keren met lange/zware voertuigen en bij beperkt zicht.
  • Alleen parkeren op de daarvoor aangewezen plaatsen.
  • Alleen laden en lossen op de door de toezichthouder aangewezen plaatsen.
  • Bellen is niet toegestaan tijdens autorijden op project-locaties. Ook handsfree bellen is op sommige projectlocaties niet toegestaan. Volg hierin de instructies die ter plaatse worden aangegeven.
  • Ben je met jouw voertuig in de buurt van onder spanning staande installatiedelen dan moet er een sleepketting aan jouw voertuig zitten. Dit wordt met borden aangegeven.

6.7.2 Werken op of nabij verkeerswegen

Als je werkt op of nabij openbare verkeerswegen, moet je hiervoor aantoonbaar een training 'veilig werken langs de weg' hebben gevolgd. Voor het werken nabij verkeerswegen en bouwwegen gelden de volgende algemene regels:

  • Draag altijd een oranje veiligheidsvest (NEN-EN 471 klasse 2).
  • Pas op de openbare weg altijd verkeers-maatregelen toe conform CROW 96a of 96b.
  • Ga nooit zelf het verkeer regelen en pas wegafzettingen nooit zelfstandig aan. Alleen het erkende bedrijf die de verkeersmaat-regelen heeft aangebracht mag deze aanpassen.
  • Blijf 60 cm binnen de afzetting zodat voertuigen met uitstekende lading je niet kunnen raken.
  • Steek nooit zomaar een rijbaan over. Gebruik hiervoor de oversteekplaatsen.
  • Steek NOOIT de snelweg over als er nog gereden wordt.
  • Let op dat je het verkeer niet verblindt wanneer gebruik wordt gemaakt van extra verlichting.
  • Blijf kalm en vriendelijk tegen weg-gebruikers en voorkom zo agressie.
  • Werk niet langs verkeerswegen als je minder ziet dan 200 meter.
  • Blijf het verkeer in de gaten houden. Werk zoveel mogelijk met het gezicht naar het verkeer toe.

6.8 Werken op of nabij het water

Indien je binnen 4 meter van het water werkt en er is geen fysieke afscherming zoals een hek-werk aanwezig, dan dien je gebruik te maken van een automatisch opblazend reddingsvest (275N).

Wanneer je op hoogte werkt, boven of nabij water, moet je de maatregelen zoals beschreven bij werken op hoogte (zie paragraaf 6.4) toepassen.

Werk je vanuit een hoogwerker of werkbak boven het water, dan worden in een aanvullende TRA de beheersmaatregelen vastgelegd.


6.9 Graafwerkzaamheden

Bij graafwerkzaamheden zijn de volgende risico's aan de orde:

  • Je kunt in de afgraving vallen.
  • Verstikking/vergiftiging door vrijkomend of instromende gassen.
  • Bedelving door instorting.
  • Schade aan kabels of leidingen.
  • Aantreffen van vervuilde grond of "vergeten" explosieven.

Om deze risico's beheersbaar te maken, moet je het volgende doen::

  • Werk conform de werkinstructie 'Werken in en met (verontreinigde) bodem' en CROW500.
  • Bij mechanisch graafwerk moet altijd tijdens de voorbereiding een KLIC melding worden gedaan, zodat bepaald kan worden of er kabels en leidingen op de betreffende graaflocatie liggen.
  • Graaf niet mechanisch in de nabijheid van risicovolle kabels/ leidingen.
  • Zorg dat de afgraving adequaat afgezet is.
  • Stut de 'wanden' van de afgraving of maak een veilig talud zodat instorting wordt voorkomen. Een veilig talud verschilt per grondsoort, volg hiervoor de richtlijnen van de CROW355.
  • Controleer bij graafwerkzaamheden altijd de bodemkwaliteit, indien verontreinigd neem contact op met de SPIE Bodemdesk.
  • Werk bij verontreinigd bodem met een BRL 7000 gecertificeerde aannemer en conform de CROW400.

6.10 Procedure asbest en keramische vezels

Kan je tijdens je werk in aanraking komen met asbest? Stop dan direct het werk en meld de asbest aan de leidinggevende/ project-verantwoordelijke. Handel volgens de werkinstructie van SPIE: "Handboek asbest-en keramische vezels SPIE Nederland B.V.".


6.11 Elektromagnetische velden (EMV)

EMV komt voor in de natuur (aardmagnetisme, onweer) en wordt ook opgewekt door elektrische apparatuur. Bij een te hoge blootstelling aan EMV-straling kan dit schadelijk zijn voor de gezondheid. Over het algemeen wordt de EMV-straling van deze apparatuur voldoende afgeschermd, maar antennes zijn juist speciaal gemaakt omstraling af te geven. Ook industriële installaties, waar steeds meer hoogfrequent techniek wordt toegepast, kunnen onvoldoende afgeschermd zijn op het moment dat bijvoor-beeld kasten worden geopend. Hoogspannings-installaties en sterk- stroom installaties zijn altijd een bron van EMV-straling. Werk daarom nooit vlak bij dit soort installaties zonder je eerst goed te laten informeren over de mogelijke risico's en de te nemen maatregelen.


6.12 Lassen

Wanneer je last, zorg er dan voor dat de rook die vrijkomt aan de bron wordt afgezogen en scherm de omgeving af tegen Uv-straling, gebruik mede ook ruimteventilatie.
Gebruik altijd een laskap (minimaal een 'verbeterde lashelm', maar bij voorkeur een verse lucht laskap), lashandschoenen, gehoorbescherming en laskleding. Wanneer je gaat lassen, controleer dan altijd vooraf de isolatie van spanning voerende delen en schakel de lastransformator uit als je deze niet gebruikt.
Houd de werkplek schoon en droog en zorg ervoor dat er geen brandbaar materiaal in de omgeving ligt. Controleer na het lassen of er geen smeulende resten liggen. Zorg ook altijd voor blusmiddelen op de werkplek, borg de gasflessen tegen omvallen en laat de kraansleutel op de gasfles zitten.


6.13 Solderen

Bij het solderen kunnen schadelijke gassen als koolmonoxide en stikstofoxiden ontstaan. Bloodstelling aan schadelijke gassen en stoffen zullen zo goed mogelijk voorkomen moeten worden bij de bron.
Maak altijd gebruik van loodvrije tin als toevoegmateriaal en voorkom het gebruik van agressieve vloeimiddelen (flux) die zuren of zouten bevatten (zie het veiligheidsinformatie-blad van de flux).
De ruimte waarin gesoldeerd wordt, dient goed geventileerd te zijn. Gebruik bij voorkeur puntafzuiging. Indien er geen puntafzuiging aanwezig is, draag dan een P3 mond-neus masker. Volg minimaal de beheersmaatregelen, zoals voorgeschreven in het veiligheids-informatieblad van de toegepaste flux. Zorg voor overzicht en verwijder alle brandbare en ontvlambare materialen vooraf van de werkplek. Bij het solderen altijd hete delen correct wegleggen in verband met schroei-of brandplekken. Elektrische soldeerbouten moeten voorzien zijn van randaarde of dubbel geïsoleerd zijn om elektrocutie te vermijden. Bij het solderen met de vlam dient te worden gewaakt voor lekkages van aansluitingen met de brander, slangen en gascilinders (lekdetectie met lekzoekspray).

Image 39 SPIE

7. Gevaarlijke stoffen


Een gevaarlijke stof kan schadelijk zijn voor de mens en/of het milieu. Het kan gaan om een gas, damp, aerosol, vezel, stof, vloeistof of mengsel. Omgevingsfactoren (zoals besloten ruimte, temperatuur) en het concrete gebruik (zoals reacties tussen verschillende stoffen) beïnvloeden mogelijk het gevaar. De regels en instructies om de impact op het milieu te beperken staan in paragraaf 8.4.

Gevaarlijke stoffen kunnen korte en/of lange termijn effecten hebben voor mensen door:

  • opname in het lichaam via inslikken, de huid of inademing;
  • direct contact van de stof met weefsels van bijvoorbeeld huid, ogen en longen.

Er zijn 3 groepen te onderscheiden:

  • Werkzaamheden door SPIE waarbij evaarlijke stoffen vrijkomen (zie §7.2). Voorbeelden zijn metaalbewerking en bewerkingen aan beton/steen.
  • Gevaarlijke stoffen in producten (zie §7.4). Voorbeelden zijn ontvetters en verven.
  • Gevaarlijke stoffen op klantlocaties door het productieproces op deze locatie of door werkzaamheden van andere contractors (zie §7.5).

7.1 Soorten gevaarlijke stoffen

Gevaarlijke stoffen zijn enkel gevaarlijk wanneer je eraan wordt blootgesteld. Dit gebeurt door met deze stoffen te werken of doordat ze voorkomen in de omgeving of installatie. Het is niet altijd duidelijk dat met een gevaarlijke stof wordt gewerkt. Chroom-6 is daar een goed voorbeeld van. Chroom-6 is in het verleden, net als asbest, veelvuldig toegepast. Wanneer we nu werken met een coating, kan deze chroom-6 bevatten. Dat staat er echter niet op. De (nadelige) effecten van blootstelling verscheeld per stof. Dat kunnen korte termijn of lange termijn effecten zijn. Bij lange termijn effecten kun je denken aan Eczeem of Psoriasis, maar ook erger zoals kanker.
CMR staat voor stoffen die Carcinogeen (kankerverwekkend), Mutageen (mutaties veroorzakend) of Reprotoxisch (nadelig effect op de voortplanting en de ontwikkeling van ongeboren vrucht) zijn. Asbest, Chroom-6 en Lood vallen allen onder de categorie CMR stoffen. Voor Asbest en Chroom-6 heeft de opdracht-gever of eigenaar van het pand een inventarisatieplicht en bij aanwezigheid een saneringsplicht.


7.2 Werkzaamheden waarbij gevaarlijke stoffen vrijkomen

Voorbeelden van dit soort werkzaamheden zijn: lassen, metaalbewerking, werken in of met verontreinigde bodem, bewerkingen aan beton/steen, bewerkingen aan asbesthoudend materiaal / openen van flensen, werkzaamheden aan airco's en luchtbehandelingskasten.

  • Vraag aan je leidinggevende naar de veilige werkwijze en/of werkinstructie bij werkzaamheden waarbij gevaarlijke stoffen kunnen vrijkomen.
  • Als je leidinggevende deze veilige werkwijze en/of werkinstructie niet kent, neem dan samen contact op met de SHEQ officer of HSE supervisor.
  • Pas consequent alle maatregelen toe die worden voorgeschreven in de veilige werkwijze en/of werkinstructie.

Bijvoorbeeld: het gebruik van puntafzuiging, het gebruik van persoonlijke beschermingsmidde-len, goede orde en netheid.

  • Zijn de gevaren en/of maatregelen niet helder? Neem dan een STOP moment en overleg met je leidinggevende.

7.3 Bouwstof


7.3.1 Stofvorming

Op de werkplek is het in onze branche denkbaar dat er stofvorming plaats vindt. Bij stofvorming is het mogelijk dat je wordt blootgesteld aan gevaarlijke stoffen. In algemene zin moet stof-vorming zo veel als mogelijk beperkt worden. Dit kan door:

  • Verwijder stof door stofzuigen in plaats van vegen.
  • Waar mogelijk het stof nathouden, hierdoor kan het zich moeilijker in de lucht bewegen.
  • Dagelijks uitvoeren van 'good housekeeping' op de werkplek.

7.3.2 Houtstof

Op vrijwel iedere bouwplaats komt houtstof vrij bij het bewerken van hout. Afhankelijk van de houtsoort en de concentratie houtstof in de lucht kan dit schadelijk zijn voor de gezondheid.

  • Een afzuiginstallatie wordt altijd toegepast voor het met een zaagmachine zagen van geïmpregneerd en verlijmd hout, gipsvezel-platen, gipsplaat, MDF en spaanplaat.
  • Controleer voor het zagen of de afzuiginstal-latie op de juiste wijze is aangesloten op de zaagmachine.
  • Zorg dat de stofzakken van de afzuiginstal-latie regelmatig worden geleegd of vervan-gen op een stofarme wijze.

7.3.3 Kwartstof

In de bouw is kwarts te vinden in de materialen beton, kalkzandsteen en tegels. Bij de ver-werking van deze materialen kan er kwartstof vrijkomen. Onderzoek heeft aangetoond dat inademing van kwartsstof schadelijk is voor de gezondheid (lange termijn effecten zijn ernstige longaandoeningen zoals longkanker). Komt er tijdens de werkzaamheden zichtbaar stof vrij, dan zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk. Deze maatregelen zijn:

  • Werk met stofafzuiging of waterafzuiging en leeg of vervang regelmatig de stofzak/ -opvangbak op stofarme wijze.
  • Indien het gebruik van stofafzuiging niet of niet geheel mogelijk is, gebruik dan de P3- adembescherming.
  • Tijdens en na het slopen het puin bevochtigen.
  • Stofzuigen/ nat dweilen (in plaats van vegen).

7.3.4 Legen of vervangen van stofzakken/ bakken

Voor je eigen en andermans gezondheid is het belangrijk dat het vervangen van stofzakken - en bakken op een stofarme wijze gebeurd.

  • Zet de afzuiging/ stofzuiger uit en wacht minimaal 10 minuten zodat het stof neerslaat.
  • Draag een P3-adembescherming tijdens de werkzaamheden.
  • Open de afzuiging/ stofzuiger en haal de zak/ het filter eruit. Plaats deze vervolgens in een stofdichte zak, sluit deze af en plaats in een afvalcontainer.
  • Maak herbruikbare filters enkel schoon met een stofzuiger.

7.4 Gevaarlijke stoffen in producten

Voorbeelden van producten met gevaarlijke stoffen zijn: ontvetters, verven, smeermiddelen, lijmen en giethars.

  • Leer de gevaarpictogrammen te herkennen. Ze zijn bedoeld om je te waarschuwen, maar net als bij verkeersborden moet je wel weten wat ze betekenen.
  • Zie je een gevaarpictogram op een product? Lees dan eerst:
    • de werkplekinstructiekaart (WIK) of SDS Safety Data Sheet uit ChemWatch);
    • het veiligheidsinformatieblad (VIB) uit ChemWatch) van het product. Hierop staan de gevaren en de te nemen veiligheids-maatregelen. Ook staat hierop wat te doen als je toch contact hebt gehad met een product met gevaarlijke stoffen (bijvoor-beeld gemorst op je huid).
  • Is er geen werkplekinstructiekaart (WIK) en/of veiligheidsinformatieblad (VIB) aanwezig? Vraag het eerst aan je uitvoerder of leiding-gevende. Weten zij het niet? Vraag het dan samen aan de SHEQ officer of HSE supervisor.
  • De uitvoerder of leidinggevende bespreekt de informatie uit een werkplekinstructie-kaart (WIK) of veiligheidsinformatieblad (VIB) in de projectveiligheidsinstructie en/of een toolbox.
  • Pas consequent alle maatregelen toe die worden voorgeschreven in de veilige werkwijze en/of werkinstructie. Bijvoorbeeld: het gebruik van puntafzuiging, het gebruik van persoonlijke beschermings-middelen, goede orde en netheid.
  • Koop je producten in? Kies het product met de minste schadelijke stoffen voor mens/milieu.
  • Zijn de gevaren en/of maatregelen niet helder? Neem dan een STOP moment en overleg met je leidinggevende.


7.5 Gevaarlijke stoffen op klantlocaties

Voorbeelden van gevaarlijke stoffen op klant-locaties: stoffen die vrijkomen bij het productie-proces van de klant of stoffen die vrijkomen door de werkzaamheden van andere contractors.

  • Vraag je leidinggevende / uitvoerder met welke stoffen je te maken kunt krijgen en welke maatregelen genomen moeten worden. Deze informatie staat in het V&G plan, RI&E klant, TRA's of de werkvergunning.
  • Let ook op lokale markeringen.
  • Wees extra alert bij de site introducties.
  • Zijn de gevaren en/of maatregelen niet helder? Neem dan een STOP moment en overleg met de klant / andere contractors ter plaatse.

7.6 Biologische agentia

Biologische agentia zijn micro-organismen die een infectie, allergie of vergiftiging kunnen ver-oorzaken. In ernstige en uitzonderlijke situaties met dodelijke afloop. Biologische agentia die je kunt verwachten in je werk zijn o.a. schimmels en virussen. Dit soort ziekteverwekkers kunnen zich bijvoorbeeld via aerosolen verspreiden. Bij twijfel over risico's met biologische agentia kun je je richten tot de afdeling SHEQ.


7.7 Opslag gevaarlijke stoffen

Sla gevaarlijke stoffen op volgens de instructies op de werkplekinstructiekaart (WIK)/mini-SDS of veiligheidsinformatieblad (VIB)/MSDS en PGS15 (regels voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen).

De opslag van gevaarlijke stoffen moet voldoen aan onderstaande voorwaarden:

  • Sla gevaarlijke stoffen op in juiste verpakking en zorg altijd voor een leesbaar etiket. Zorg dat de juiste gevaar-pictogrammen op de verpakkingen staan.
  • Sla je gevaarlijke stoffen op in een nieuwe verpakking? Voorzie deze verpakking dan van het juiste etiket. Dit etiket is bijvoorbeeld te printen vanuit ChemWatch.
  • Let goed op de gevarenaanduiding in de H-zinnen (H = hazard = risico) en voorzorgs-maatregelen in de P-zinnen (P = precaution = voorzorg). Voorkom gevaarlijke gecombineerde opslag.
  • Houd de hoeveelheid stoffen op de werkplek minimaal. De werkvoorraad van de gevaarlijke stof moet in een gesloten verpakking zitten en mag niet meer zijn dan één dag verbruik (of één batch).
  • Gebruik lekbakken van afdoende grootte om lekken in het milieu te voorkomen.

7.8 Gasflessen en drukhouders

De locatieverantwoordelijke/ project-verantwoordelijke geeft aan waar je gasflessen en drukhouders moet opslaan conform PGS15 (regels voor de opslag van verpakte gevaarlijke stoffen).

De opslag van gasflessen en drukhouders moet aan de volgende regels voldoen:

  • Opslag in een goed geventileerde afsluitbare opslagruimte waar instructies en brandblusser zijn.
  • Gescheiden opslag (bijv. scheiding van brandbare gassen en zuurstof en scheiden van volle en lege flessen). Lege gasflessen moeten duidelijk als zodanig gemarkeerd zijn.
  • Borgen (verticaal) van de cilinders tegen omvallen met geschikte materialen (zoals band of ketting en niet met touwtjes, elastiekjes, plakband enz.).
  • Een leesbaar etiket en gevaarsymbolen.
  • Bescherming tegen verhitting of weersinvloeden.
  • Beschermkap moet gemonteerd zijn.
  • Geen reduceerventielen aan de flessen.

Aandachtspunten voor het transport van gasflessen:

  • Voorafgaand aan transport: sluit afsluiters goed af, koppel reduceertoestellen en slangen af. Monteer de beschermkap.
  • Borg gasflessen tijdens transport tegen verschuiven.
  • Transporteer gasflessen bij voorkeur in een daarvoor bestemde constructie.
  • Hijs NIET aan de handvatten. De handvatten kunnen deze belasting niet aan, waardoor de afsluiter kan beschadigen of deze uit het hijswerktuig kan vallen. Hijs NIET met stroppen om de cilinder. Gebruik, als het kan, een korf, hijstas of speciale pallethaak voor het hijsen van gasflessen.
Image 41 SPIE

8. Milieuzorg


Houd rekening met het milieu bij het uitvoeren van je werk. Dit doe je door de regels uit dit boekje na te leven alsook de milieuregels / wer-kafspraken die specifiek gelden voor de locatie en/of het project. Geef het goede voorbeeld. Heb je vragen, neem dan contact op met je leiding-gevende. En meld milieu-incidenten zodat SPIE hiervan kan leren.


8.1 Energie en brandstof

Ga efficiënt om met energie en brandstof. Voorkom verspilling, onder andere:

  • Laat machines of apparatuur niet draaien als je ze niet gebruikt.
  • Gebruik energiezuinig gereedschap, machines en apparatuur.

Transport:

  • Als je een nieuwe auto mag kiezen: kies een elektrische, hybride of brandstofefficiënte auto.
  • Rijd milieuvriendelijk (houd je banden op spanning, trek rustig op en rem rustig af, houd je aan de maximum snelheid).
  • Vergader locatie-overschrijdend zo mogelijk via (bijvoorbeeld) Teams. Zo vermijd je onnodig transport.
  • Naar het buitenland? Neem de trein, voorkom vliegen.
  • Ga je samen naar een locatie? Ga dan zo veel als mogelijk carpoolen.

Op kantoor:

  • Schakel computer, schermen, lichten etc. uit als je het kantoor verlaat.
  • Te warm? Zet de verwarming lager en voor-kom dat de verwarming hoog staat met het raam open.
  • Is iets defect? Meld het je leidinggevende.
  • Print alleen als dit echt noodzakelijk is.
  • Gooi e-mails en grote bestanden die je niet meer nodig hebt weg.

8.2 Afval

Voorkom afval. Ga slim om met materiaal en kijk of je iets kunt hergebruiken.

Afval op locatie van de opdrachtgever: Volg de regels van de opdrachtgever.

Als SPIE verantwoordelijk is voor het inzamelen en afvoeren van afval:

  • Scheid het afval in de goede afvalcontainers:
    • Hout, in open of gesloten containers.
    • Puin (bouw en sloop), in gesloten containers.
    • Papier, in gesloten containers.
    • Metaal, in open of gesloten containers.
    • Chemisch afval (verf, olie, reinigings-middelen, batterijen, etc.), in aparte plastic containers.
    • Kabelrestanten, in open of gesloten containers.
    • Overig afval in de daarvoor bestemde containers.
  • Wees extra alert op chemisch afval
  • Laat het afval afvoeren door een erkend afvalbedrijf gecontracteerd door SPIE Nederland.

8.3 Chemisch afval

Chemisch afval is:

  • Verfresten.
  • Oplosmiddelen en niet biologisch afbreekbare ontvetters.
  • Reinigingsmiddelen.
  • Batterijen en accu's.
  • Olie en vetten (gebruikt voor smeren, boren, zagen, koelen).
  • Restanten purschuim en kit.
  • Tonercassettes.
  • TL-lampen.
  • Lege blikken en flessen waarin chemische stoffen hebben gezeten.
  • Elektronische onderdelen.
  • Restanten van gevaarlijke stoffen of de lege verpakking ervan.

Het is de verantwoordelijkheid van de leiding-gevende / projectmanager om dit afval te laten afvoeren door een erkend afvalbedrijf gecontracteerd door SPIE Nederland.


8.4 Spillage milieugevaarlijke stoffen

Voorkom dat milieugevaarlijke stoffen zoals olie, brandstoffen en verf in het milieu terechtkomen. Ga zorgvuldig met deze stoffen om en pas de volgende regels toe:

  • Zorg dat je het pictogram voor milieugevaar-lijke stof kent.
  • Zorg dat er een spill kit beschikbaar is.
  • Je mag enkel op aangegeven locaties smeren, olie verversen en brandstofvoorraden in machines, werktuigen en transportmiddelen aanvullen. Doe dit zo dat er geen smeer-middel, olie of brandstof in de bodem of in het water wordt gemorst. Gebruik, als dat nodig is, een lekbak.
  • Voorkom grondvervuiling. Zet materieel en apparatuur zo weg dat er geen olie op de grond lekt.
  • Bewaar jerrycans met brandstof in een juist gemarkeerde, geschikte en afsluitbare container en zet deze altijd in een lek/opvangbak zodat bodemverontreiniging bij lekkage wordt voorkomen.
  • Controleer apparatuur en machines voor gebruik op goede werking en lekkage. De eigenaar/beheerder moet machines en voertuigen verwijderen die tijdens het werk verontreiniging kunnen opleveren. (Denk bijvoorbeeld aan machines die lekken door slecht onderhoud.)
  • Bij morsen: gebruik absorptiemateriaal om het op te ruimen en voer dit af als chemisch afval.
  • Meld milieu-incidenten direct aan je leiding-gevende en de projectleiding. De project-leiding moet bodem- of waterverontreiniging doorgeven aan de bevoegde instanties (Asset owner, gemeente, provincie of waterschap).
Image 42 SPIE
Image 43 SPIE

BIJLAGE 1 Gezondheids- & Veiligheidscode


Onze eerste verantwoordelijkheid bij SPIE is om de gezondheid en de veiligheid te garanderen van onze medewerkers alsook van andere betrokkenen. Wij richten ons specifiek op de preventie van onze grote risico's (werken aan energie- en spanningsloze apparatuur, werken op hoogte, hef- en hijsactiviteiten en verkeersrisico's).
Deze gezondheids- en veiligheidscode definieert voor alle SPIE entiteiten de gemeenschappelijke regels om deze risico's te beheersen en om ongevallen in het algemeen te voorkomen. Laat ons elk van deze regels systematisch toepassen en aldus samen onze praktijk laten evolueren naar steeds meer veiligheid.

Gauthier Louette
President-directeur
generaal van SPIE


Image 1 SPIE

Elektriciteit en andere vormen van energie
WIJ WERKEN AAN ENERGIE- EN SPANNINGSLOZE APPARATUUR


Image 2 SPIE

Werken op hoogte en hef- en hijsactiviteiten
WIJ BEOORDELEN RISICO'S EN VOORKOMEN VALGEVAAR


Image 4 SPIE

Tijdens het rijden
WIJ ONDERKENNEN GOEDE RIJOMSTANDIGHEDEN & RIJGEDRAG


Image 5 SPIE

Voorbereiding
DENK BIJ HET VOORBEREIDEN VAN WERK ALTIJD AAN GEZONDHEID & VEILIGHEID


Image 6 SPIE

Uitvoering
WIJ VERVULLEN EEN VOORBEELDFUNCTIE EN CONTROLEREN DE RISICO'S TIJDENS ELKE WERKACTIVITEIT


Image 1 SPIE

Elektriciteit en andere vormen van energie

WIJ WERKEN AAN ENERGIE- EN SPANNINGSLOZE APPARATUUR


Vereisten


Image 44 SPIE

Er worden geen werkzaamheden verricht zonder de juiste verplichte certificaten.


Image 45 SPIE

De juiste persoonlijke beschermings-middelen dienen te allen tijde gedragen te worden.


Image 46 SPIE

Energie dragende systemen dienen veiliggesteld en gecontroleerd te worden voordat werkzaamheden worden gestart.


Image 47 SPIE

Testen van energie- en spanningsloos-heid op veiliggestelde apparatuur is verplicht.


Operationele maatregelen


1  Ik heb het vereiste bevoegdheidscertificaat, de autorisatie en de ervaring om de werk-zaamheden uit te voeren of de supervisie hierop te houden.

2  Er worden collectieve veiligheidsmaat-regelen gehanteerd en de persoonlijke beschermingsmiddelen worden gedragen, vooral nabij apparatuur onder spanning of onder spanning staande delen.

3  Ik beoordeel mijn werkomgeving:

  • bekijk tekeningen.
  • stel vast welke energiebronnen en/of automatisch startende apparatuur aanwezig zijn.

4  Wanneer het veiligstellen van installaties door derden wordt uitgevoerd:

  • controleer ik of het apparaat door deze derden vergrendeld is tegen weder-inschakeling, waar mogelijk door middel van een veiligheidsslot.
  • zorg ik ervoor dat niemand het apparaat onder spanning kan zetten door mijn persoonlijke vergrendeling eraan te koppelen.

5  Ik test altijd op spanningsloosheid alvorens werkzaamheden te beginnen of te hervatten.

6  Daar waar mogelijk wordt elektrische veiligheidsaarding aangebracht. Dit is verplicht wanneer met hoogspannings-of bovenleidingen wordt gewerkt.

7  Werken aan een onder spanning staande installatie is verboden, met uitzondering van buitengewone omstandigheden en indien gedocumenteerd door een verzoek van de klant en schriftelijke toestemming afgegeven door een bevoegd persoon die daartoe is aangewezen door de directie.

Image 2 SPIE

Werken op hoogte en hef- en hijsactiviteiten

WIJ BEOORDELEN RISICO'S EN VOORKOMEN VALGEVAAR


Vereisten


Image 48 SPIE

Vereist adequate training en/of certificaten.


Image 49 SPIE

Apparatuur moet conform zijn aan de eisen, geschikt voor het werk zijn en voor gebruik gecontroleerd worden.


Image 50 SPIE

Hef- en hijsoperaties moeten gecoördineerd worden met de klant en/of derden.


Image 51 SPIE

De nabije omgeving wordt beoordeeld en risico's voor alle betrokken partijen worden voorkomen.


Operationele maatregelen


1  Ik ben opgeleid voor werken op hoogte. Ik ben momenteel in goede gezondheid om mijn werk te doen. Ik ben gecertificeerd voor hef- en/of hijsoperaties.

2  Vóór aanvang van de werkzaamheden zijn, waar van toepassing met de klant en (onder) aannemers, hef- en/of hijsplannen opgesteld.

3  Mijn arbeidsmiddelen voor hef- en/of hijs-werkzaamheden of mijn apparatuur voor het werken op hoogte zijn conform aan de hier- aan gestelde eisen. Ik heb deze vÓÓr gebruik gecontroleerd en houd me aan de voorwaarden voor gebruik.

4  Ik geef altijd voorrang aan collectieve bescherming. Alle werkzaamheden op hoogte worden uitgevoerd met behulp van een steiger, een mobiel werkplatform of een hoogwerker, behalve wanneer dit praktisch onmogelijk is.

5  Ik draag al mijn persoonlijke beschermings-middelen. Het dragen van een veiligheids-helm met kinband is verplicht. Het gebruik van een veiligheidsharnas is verplicht voor werkzaamheden die worden uitgevoerd met behulp van een hoogwerker.

6  Ik controleer mijn werkomgeving. Ik zorg ervoor dat het werkgebied vrij van andere gevaren is:

  • er wordt systematisch gebruik gemaakt van stabilisatoren en platen voor verdeling van de belasting op natuurlijke bodem.
  • werkzaamheden worden alleen uitgevoerd bij geschikte weersomstandigheden.
  • het niet te betreden gebied is goed afgebakend om toegang tijdens de uitvoering van de werkzaamheden te voorkomen ter bescherming van werk-nemers en het publiek.
Image 4 SPIE

Tijdens het rijden

WIJ ONDERKENNEN GOEDE RIJOMSTANDIGHEDEN & RIJGEDRAG


Vereisten


Image 52 SPIE

Naleven van de wegenverkeerswet/wegcode.


Image 53 SPIE

Anticiperen op reistijd, verkeer en weersomstandigheden.


Image 54 SPIE

Geen drugs, alcohol of medicijnen die de rijvaardigheid beïnvloeden.


Image 55 SPIE

Lading is geborgd en blijft onder de gewichtslimiet.


Operationele maatregelen


1  Ik heb het juiste rijbewijs voor het voertuig dat ik bestuur.

2  Ik zorg voor zo weinig mogelijke afleiding:

  • minimaal gebruik van telefoon (handsfree).
  • instellen van navigatiesysteem of radio voor het vertrek.

3  Ik ben in goede lichamelijke conditie om te rijden en vermijd rijden wanneer ik vermoeid ben.

4  Ik houd me aan de maximumsnelheid en respecteer de wegenverkeerswet / wegcode.

5  Ik anticipeer op de reistijd, de verkeers-drukte en de weersomstandigheden op mijn route voor mijn vertrek.

6  Ik houd mij aan de maximale belasting die voor mijn voertuig is toegestaan.

7  Al mijn apparatuur en materialen worden veilig vastgezet in het voertuig. Voor het transport van chemicaliën gelden specifieke eisen.

8  Mijn voertuig reflecteert het imago van het bedrijf. Ik houd het schoon en in goede staat.

9  Ik ben hoffelijk voor andere weggebruikers en voetgangers.

Image 5 SPIE

Voorbereiding

DENK BIJ HET VOORBEREIDEN VAN WERK ALTIJD AAN GEZONDHEID & VEILIGHEID


Vereisten


Image 56 SPIE

Het identificeren van risico's en bijbehorende werkbeschrijving is verplicht voor iedere taak.


Image 57 SPIE

Indien van toepassing dienen werkzaam-heden uitsluitend met een geldige vergunning uitgevoerd te worden.


Image 58 SPIE

Zorg ervoor dat het toezicht, de verant-woordelijkheden van werknemers en de werkinstructies duidelijk bepaald zijn.


Image 59 SPIE

Alle middelen, met inbegrip van apparatuur en bevoegde personen, zijn voor aanvang van de werkzaam-heden beschikbaar gesteld.


Operationele maatregelen


Als operationeel verantwoordelijke tijdens de fase van werkvoorbereiding:

1  Voer ik een risicobeoordeling uit en maak ik een geschikte werkbeschrijving.

2  Stem ik speciale veiligheidseisen (o.a. werk-vergunning, LOTOTO, besloten ruimten) af met de klant en overleg ik met het werkteam.

3  Zorg ik ervoor dat mijn team de bevoegd-heden en certificaten voor de uit te voeren werkzaamheden heeft.

4  Organiseer ik de werkzaamheden en ken de specifieke taken toe voor het toezicht op risicodragende activiteiten, zoals de controle op spanningsloosheid, werken op hoogte of heffen/hijsen.

5  Stel ik geschikt gereedschap, apparatuur en persoonlijke beschermingsmiddelen ter beschikking.

6  Geef ik mijn team instructies over de voor de taak bepaalde werkwijze en zorg ik ervoor dat deze stipt opgevolgd worden.

7  Coördineer ik de werkzaamheden met onderaannemers om voor iedereen een veilige werkomgeving te creëren.

Image 6 SPIE

Uitvoering

WIJ VERVULLEN EEN VOORBEELDFUNCTIE EN CONTROLEREN DE RISICO'S TIJDENS ELKE WERKACTIVITEIT


Vereisten


Image 60 SPIE

Voer altijd een LMRA uit alvorens werkzaamheden te beginnen.


Image 61 SPIE

Gebruik de juiste persoonlijke beschermingsmiddelen en zorg voor strikte naleving van de instructies en aanwijzingen.


Image 62 SPIE

Indien onveilige situaties/handelingen worden ontdekt, heeft iedere werknemer de plicht deze te (laten) STOPPEN en te melden.


Image 63 SPIE

Veilig gedrag wordt onderkend. Bij over-treding van de veiligheidsregels worden disciplinaire maatregelen gehanteerd.


Operationele maatregelen


1  Als leidinggevende heb ik een voorbeeld-functie en loop ik mijn veiligheidsrondes:

  • ten minste maandelijks voor project-managers.
  • ten minste iedere drie maanden voor executives.

2  Als leidinggevende onderken ik positief gedrag gericht op veiligheid en bijdragen aan de gezondheid en veiligheid. In geval van overtreding van de veiligheidsregels hanteer ik disciplinaire maatregelen.

3  Als leidinggevende plan ik, minimaal eens per maand, toolbox bijeenkomsten waarbij alle werknemers van de werklocatie betrokken worden.

4  Als laatste controle wordt door werknemers altijd een LMRA (Last Minute Risico Assessment) uitgevoerd voordat met werk-zaam heden wordt begonnen. Dit moet op iedere werkplek en locatie doorgevoerd worden.

5  Iedere verandering van de oorspronkelijke Risicobeoordeling en Methodebeschrijving moet worden gevolgd door een update van de risicobeoordeling en controlemaat-regelen.

6  Indien onveilige situaties/handelingen worden ontdekt, heeft iedere werknemer de plicht deze te (laten) STOPPEN en te melden.

7  Ik houd mij aan de Gezondheids- & Veiligheidscode van SPIE.

Image 64 SPIE

BIJLAGE 2 Milieucode


We worden geconfronteerd met meerdere milieurisico's: klimaatverandering, overmatig gebruik van natuurlijke hulpbronnen, een over-schot aan afval en andere vervuiling die onze gezondheid en onze toekomst in gevaar brengen. Voor SPIE, als bedrijf dat zich inzet voor de energietransitie, is voorbeeldgedrag op het gebied van milieubescherming een teken van professionaliteit. Onze teams hebben gezamenlijke regels vastgesteld die eenvoudig toe te passen zijn in het werk. Laten we ze dagelijks toepassen. Laten we ze opnemen in ons product- en dienstenaanbod om onze partners en opdrachtgevers te helpen de transitie te maken naar een milieuvriendelijke economie.

Gauthier Louette
President-directeur
generaal van SPIE


Image 65 SPIE

Energie
IK GA EFFICIËNT OM MET ENERGIE EN BRANDSTOF


Image 66 SPIE

Afval
IK VERMINDER AFVAL EN SCHEID HET VOOR RECYCLING


Image 67 SPIE

(Milieu)gevaarlijke stoffen
IK GA ZORGVULDIG OM MET, EN VERMINDER HET GEBRUIK VAN (MILIEU)GEVAARLIJKE STOFFEN


Image 68 SPIE

Voorbereiding
BIJ HET VOORBEREIDEN VAN MIJN WERKZAAMHEDEN HOUD IK REKENING MET DE BESCHERMING VAN HET MILIEU


Image 69 SPIE

Uitvoering
IK GEEF HET GOEDE VOORBEELD EN BESCHERM HET MILIEU ALS ONDERDEEL VAN MIJN WERK


Image 65 SPIE

Energie

IK GA EFFICIËNT OM MET ENERGIE EN BRANDSTOF


Vereisten


Image 48 SPIE

Ik vermijd het gebruik van energie of brandstof wanneer dit niet nodig is, om kosten en het gebruik van natuurlijke bronnen te beperken.


Image 49 SPIE

Ik kijk voortdurend naar mogelijkheden om energie te besparen door milieu-bewust gedrag.


Als leidinggevende


Image 50 SPIE

Zorg ik dat zo veel als mogelijk gebruik wordt gemaakt van energiezuinige gereedschappen, apparatuur, voertuigen en overige faciliteiten.


Operationele maatregelen


1  Transport:

  • Ik vermijd transport zoveel mogelijk door gebruik te maken van alternatieven zoals videoconferenties of een intern sociaal bedrijfsnetwerk.
  • Conform het autobeleid van SPIE, kies ik waar mogelijk voor: elektrische, hybride of brandstofefficiënte voertuigen.
  • Ik pas de principes van milieuvriendelijk rijden toe *.
  • Ik vermijd vliegen voor korte zakenreizen.
  • Ik kies bij zakenreizen, indien mogelijk, voor het openbaar vervoer zoals: trein, bus of tram of ik ga carpoolen.

2  Op de werkplaats, magazijn, klant- of projectlocatie:

  • Ik laat machines of apparatuur niet draaien wanneer ze niet gebruikt worden.
  • Ik vermijd, indien mogelijk, het gebruik van verbrandingsmotoren.

3  Op kantoor:

  • Ik schakel mijn computer en schermen uit als ik het kantoor verlaat.
  • Ik schakel indien mogelijk de lichten uit.
  • Ik rapporteer foutieve instellingen en gebrekkige apparaten onmiddellijk aan de locatieverantwoordelijke.
  • Ik vermijd printen zoveel mogelijk. Als ik print, doe ik dat dubbelzijdig en zo minimaal mogelijk in kleur.

4  Digitaal:

  • Ik gooi regelmatig e-mails en grote bestanden die ik niet meer nodig heb weg.
  • Ik stuur geen e-mails met grote bijlagen naar meerdere ontvangers.

Als leidinggevende

  • Promoot ik energie effciënte oplossingen bij de klant.

* Voor meer informatie raadpleeg de posters die bij deze code horen.

Image 66 SPIE

Afval

IK VERMINDER AFVAL EN SCHEID HET VOOR RECYCLING


Vereisten


Image 44 SPIE

Ik heb inzicht in de afvalketen: Voorkomen, verminderen, hergebruiken, recyclen, afval omzetten in energie; weggooien is de laatste optie.


Image 45 SPIE

Ik neem de verantwoordelijkheid, om ervoor te zorgen dat al het afval dat door mijn werkzaamheden ontstaat, correct wordt afgevoerd.


Definitie van afval: 'elke stof of elk voorwerp dat de gebruiker weggooit, van plan is om weg te gooien of moet weggooien'.


Operationele maatregelen


1  Ik herken, implementeer en communiceer elke mogelijke manier om afval tijdens het werken te minimaliseren. *

2  Ik zorg altijd dat het juiste afval in de juiste afvalcontainer wordt afgevoerd. *

3  Ik neem zo snel mogelijk contact op met mijn leidinggevende, als de juiste afvalscheiding en -afvoer niet mogelijk is. Bijvoorbeeld: de juiste afvalcontainer is niet beschikbaar, vol of kapot.

4  Ik zorg dat het (milieu)gevaarlijk afval altijd gescheiden van niet-gevaarlijk afval wordt opgeslagen en afgevoerd. *

Als leidinggevende

5  Herken ik alle soorten afvalstromen. En zorg ik ervoor dat de afspraken met de afvalinzamelaar voor recycling worden nageleefd. Raadpleeg bij vragen je leiding-gevende of lokale SHEQ officer.

6  Zorg ik ervoor dat op elke afvalcontainer duidelijk is gemarkeerd welk type afval erin hoort.

7  Zorg ik ervoor dat de afvalinzamelaar de regels voor afvalscheiding respecteert en dat ze een vergunning hebben voor het vervoer van afval.

8  Ben ik verantwoordelijk voor een externe afvalregistratie van alle verwijderde afval-stoffen, of ik registreer verwijderde afvalstoffen zelf (bijvoorbeeld: het registreren van het aantal volle afvalbakken).


* Voor meer informatie raadpleeg de posters die bij deze code horen.

Image 67 SPIE

(Milieu)gevaarlijke stoffen

IK GA ZORGVULDIG OM MET, EN VERMINDER HET GEBRUIK VAN (MILIEU)GEVAARLIJKE STOFFEN


Vereisten


Image 52 SPIE

Ik kies de meest milieuvriendelijke stoffen.


Image 53 SPIE

Ik gebruik (milieu)gevaarlijke stoffen op de juiste manier en sla ze correct op.


Image 54 SPIE

Ik voorkom lekkages of morsen en als het toch optreedt dan minimaliseer ik het effect op het milieu.


Gevaarlijke stoffen zijn producten of chemicaliën die explosief, brandbaar, oxiderend, corrosief of giftig zijn. Deze stoffen kunnen een grote impact hebben op de gezondheid en het milieu.


Operationele maatregelen


1  Alle verpakkingen met (milieu)gevaarlijke stoffen zijn gelabeld.

2  Ik heb de veiligheidsinformatiebladen (VIB) gelezen en begrepen voordat ik de stoffen gebruik.

3  Ik zorg dat alle gevaarlijke stoffen met zorg worden aangeleverd, behandeld, vervoerd, opgeslagen en afgevoerd. *

4  Voordat ik begin met werken, controleer ik apparatuur zoals machines, voertuigen, hydraulisch gereedschap, vloeistofcon-tainers en accu's, op goede werking en lekkage.

5  Ik weet waar de spill kit voor lekkages en gemorste vloeistoffen is opgeslagen en ik kan deze correct gebruiken. *

Als leidinggevende

6  Ga ik na of (milieu)gevaarlijke stoffen vervangen kunnen worden door minder gevaarlijke alternatieven.


* Voor meer informatie raadpleeg de posters die bij deze code horen.

Image 68 SPIE

Voorbereiding

BIJ HET VOORBEREIDEN VAN MIJN WERKZAAM-HEDEN HOUD IK REKENING MET DE BESCHERMING VAN HET MILIEU


Vereisten


Als leidinggevende


Image 56 SPIE

Neem ik milieu mee in mijn risicobeoordeling.


Image 57 SPIE

Neem ik de bescherming van het milieu mee in werkinstructies en verantwoordelijkheden.


Image 58 SPIE

Zorg ik voor kennis en bewustzijn over het milieu door middel van training.


Image 59 SPIE

Ik evalueer regelmatig de milieu-prestaties om kansen voor verbetering te identificeren.


Operationele maatregelen


1  Voordat ik begin met werken sta ik bewust stil bij hoe ik het milieu kan beschermen.

Als leidinggevende

2  Zorg ik ervoor dat risicobeoordelingen en bijbehorende werkinstructies milieurisico's en beheersmaatregelen bevatten en betrek ik onderaannemers bij dit proces.

3  Zorg ik ervoor dat alle milieuvoorschriften, relevante documentatie (zoals veiligheids-informatiebladen), regels en de vereisten van deze code worden gerespecteerd tijdens het voorbereiden van het werk.

4  Zorg ik ervoor dat alle medewerkers en onderaannemers zich bewust zijn van de milieueffecten van het werk en de vereiste beheersmaatregelen toepassen.

5  Ik integreer best practices voor milieu in de voorbereiding van mijn werk.


Image 69 SPIE

Uitvoering

IK GEEF HET GOEDE VOORBEELD EN BESCHERM HET MILIEU ALS ONDERDEEL VAN MIJN WERK


Vereisten


Image 60 SPIE

Ik geef het goede voorbeeld op het gebied van milieubescherming.


Image 61 SPIE

Ik zorg dat incidenten met een impact op het milieu goed opgevolgd en afgewikkeld worden.


Image 62 SPIE

Ik deel, communiceer en realiseer kansen voor de verbetering van het milieu.

Als leidinggevende


Image 63 SPIE

Zorg ik ervoor dat alle geplande maatregelen om het milieu te beschermen daadwerkelijk worden genomen.


Operationele maatregelen


1  Ik geef het goede voorbeeld door:

  • Het naleven van milieuwetgeving en klanteisen.
  • Het naleven van de milieucode.
  • Het toepassen van de milieumaatregelen zoals vastgesteld in de risicobeoordeling.

2  Ik informeer mijn leidinggevende bij milieu-gerelateerde veranderingen in het werk zodat de milieu-risico-analyse en beheersmaatregelen kunnen worden aangepast.

3  Bij een milieu-incident (bijvoorbeeld bij het morsen van brandstof/chemicaliën) ben ik verplicht het werk te STOPPEN, de milieuschade te beperken, het incident onmiddellijk te melden aan mijn leiding-gevende en te starten met saneren.

Als leidinggevende

4  Zorg ik ervoor dat alle medewerkers en dienstverleners zich bewust zijn van de milieu-impact van hun werk en op de werkplek de vereiste beheersmaatregelen nemen.


Copyright:
SPIE Nederland B.V.
Huifakkerstraat 15
4815 PN Breda
Tel. +31 (0)76 5445444